Recensie: Evert van de Veen in Harderwijk
Meer dan een historisch-authentiek portret is de cd die Evert van de Veen opnam op de vroege Bätz (1827, 23 stemmen, aangehangen pedaal) in Harderwijks Grote Kerk een luchtige en welluidende zomeravondbespeling.
Hij is terecht enthousiast over de klank: de charmante Bätz, door Flentrop gerestaureerd, klinkt uitstekend in de royaal akoestische ruimte, extra benadrukt door de opname.
Van de Veen kiest geen tijdeigen werken, behalve een korte Skizze van Schumann en een lawaaierige Grande Offertorio van operacomponist Donizetti, maar levert een gevarieerd programma met het concerto opus 4 nr. 2 van Händel, de tweede triosonate van Bach en een rits korte en vooral luimige werkjes uit de 19e en 20e eeuw van De Boeck (Allegretto), Damjakob (Festfanfare), Lemare (Serenade) en Van der Steen (Rondo). Het geheel wordt omsloten door twee uitvoerige werken van Klaas Jan Mulder.
Vaardig en verzorgd brengt de organist Händel –het Adagio is een subtiel hoogtepunt– en de erg behoedzaam (tempo, articulatie) benaderde Bach fraai tot klinken. Bachs sonate had ik graag ingeruild gezien voor een statiger werk, bijvoorbeeld de Canzona, want de (vele) grondstemmen komen er op de cd bekaaid van af, ten gunste van de hogere registers. De vraag dringt zich op hoe tijdgenoten van Bätz als Rinck, Mendelssohn, Merkel, De Lange en Brahms hier zouden klinken.
Het sluitstuk, de inventieve Fantasie over oud-Hollandse liederen, vol knipogen naar illustere voorgangers, is wellicht het beste en zeker het vermakelijkste werk van Mulder. Voor Van de Veen levert het de inspiratie om zichzelf en het orgel op zijn voordeligst te laten horen.
Evert van de Veen – Orgelbespeling vanuit de Grote Kerk te Harderwijk; JQZ Muziekproducties (JQZ 98057); € 17,95; www.jqz.nl
G. Donizetti
J. S. Bach
L. van der Steen