Politiek

Oosting: Rutte moet tegenprestatie Cees H. maar bewijzen

DEN HAAG. Als minister-president Rutte suggereert dat drugsboef Cees H. in 2000 een flinke tegenprestatie heeft geleverd toen hij een schikking trof met oud-staatssecretaris Teeven moet hij dat ook bewijzen.

Redactie politiek
15 December 2015 18:50Gewijzigd op 16 November 2020 00:04
Oosting. beeld ANP
Oosting. beeld ANP

Dat zei extern onderzoeker Oosting dinsdagmiddag in een hoorzitting in de Tweede Kamer.

Oosting herhaalde dat de deal ldie Teeven in 2000 als officier van justitie met H. sloot hoe dan ook een slechte was.

Rutte merkte vrijdag op dat nog altijd onbekend is in ruil waarvoor H. slechts 750.000 gulden van zijn misdaadfortuin moest afstaan, en de rest mocht houden. Volgens Oosting snijden dergelijke opmerkingen echter geen hout. „Als Rutte wil bewijzen dat er onder de gesloten deal nog een andere, vertrouwelijke deal lag, moet hij dat bewijzen”, aldus Oosting. Voor Teeven geldt volgens hem hetzelfde. De oud-bewindsman had dat tegenover de commissie zelfs vertrouwelijk kunnen doen, maar zag daarvan af. „Het houdt een keer op”, aldus Oosting dinsdagmiddag.

Over H.’s aandeel in de ontnemingsschikking acht de onderzoekscommissie zich voldoende geïnformeerd door oud-hoofdofficier van justitie Vrakking. Deze heeft tegenover de onderzoekers verklaard dat de drugsboef destijds informatie verstrekte die van belang was voor andere, lopende opsporingsonderzoeken. Ook zou hij Teeven hebben gewaarschuwd dat diens veiligheid gevaar liep en er een aanslag op hem werd beraamd.

Maar zelfs deze tegenprestatie bood Teeven destijds geen rechtvaardigheidsgrond om het bedrag dat justitie van H. wilde afnemen af te schalen van 4,7 miljoen naar 750.000 gulden, vindt de commissie. Commissielid prof. Borgers, expert in ontnemingsschikkingen, rekende de Kamer voor dat relevante informatie van zogenaamde kroongetuigen justitie doorgaans hooguit „enkele tienduizenden” euro’s waard is, maar zeker geen miljoenen. Borgers benadrukte verder dat het voor de rechter brengen van de zaak H. destijds een verstandiger keus was geweest. Hij verwees daarbij naar een vergelijkbare ontnemingsprocedure die justitie in diezelfde tijd voerde tegen een andere drugscrimineel, Charles Z. Daarbij trok justitie bepaald niet aan het kortste eind.

Vernietigende oordelen over oud-minister Opstelten en over de huidige bewindslieden Van der Steur en Dijkhoff weigerde Oosting uit te spreken, hoezeer sommige Kamerleden daar ook op aandrongen. Opstelten koos te laat voor een grondig onderzoek en gaf dat bovendien zodanig vorm dat de onafhankelijkheid daarvan niet was geborgd, stelt Oosting. Bewijzen dat hij een goede informatievoorziening aan de Tweede Kamer bewust heeft willen blokkeren, zijn er echter niet. Dat Opstelten een tamelijk accurate herinnering van Teeven aan de hoogte van de schikking onvoldoende concreet vond om er de Kamer over te informeren, zal hij inmiddels „zeker betreuren”, aldus Oosting.

In maart stelde het ministerie van Veiligheid en Justitie een persbericht op, waarin het ten onrechte weersprak dat justitiemedewerkers of ambtenaren van het departement op de hoogte waren van de financiële details van de schikking. Dat gebeurde met medeweten van de toenmalige Kamerleden Van der Steur en Dijkhoff. Volgens Oosting treft beiden echter geen blaam. Het was minister Opstelten die er voor koos om niets te bevestigen of te ontkennen zolang er geen schriftelijke bewijsstukken waren opgedoken, stelt Oosting. Van der Steur en Dijkhoff hadden geen invloed op die achteraf discutabele koers.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer