Commentaar: Teevendeal bewijst dat we behoefte hebben aan staatslieden
Het aftreden van Van Miltenburg als voorzitter van de Tweede Kamer is het tweede bedrijf in het drama rond de Teevendeal. Eerder was er het vertrek van minister Opstelten en staatssecretaris Teeven. Voor woensdag staat het debat met de premier en met minister Van der Steur op de rol. Wordt dat het derde bedrijf, of loopt de affaire met een sisser af?
Hoe spannend het ook lijkt, het moet niet worden uitgesloten dat Rutte er weer in slaagt om met een grap en een grol weg te komen. Hij staat immers bekend als de man die in het bangst gevaar steeds weer in staat blijkt zijn hachje te redden. Dat de VVD-voorman er ieder keer weer in slaagt om overeind te blijven in de politieke arena vol bloeddorstige oppositieleiders, mag bewonderenswaardig worden genoemd. En in zeker opzicht is het dat ook. Maar daarmee is niet alles gezegd. De klemmende vraag is of het landsbelang daarmee is gediend. Want daar gaat het wel om. De premier draagt zijn ambt om het land te dienen, en niet om zijn partij in het zadel te houden.
Mede door de onduidelijkheden en door de missers rond de deal met crimineel Cees H. heeft het vertrouwen in de politiek forse schade opgelopen. En het is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Er is inmiddels in Den Haag een sfeer van wantrouwen ontstaan. Wie wist wat en wie spreek de waarheid? Bij het grote publiek roept dat de gedachte op dat men in de Kamer maar wat aanrommelt en dat zo ongeveer geen enkele politicus meer valt te vertrouwen.
Politieke waarnemers maken zich in toenemende mate zorgen om het oprukkende populisme dat het onderbuikgevoel van veel mensen een stem geeft. Maar door het gerommel in de politiek zelf voeden partijen dit. Zij krijgen dus een koekje van eigen deeg.
Het land zou ermee zijn gediend zijn als politieke leiders over hun schaduw heen konden stappen. Te vaak lijkt het erop dat ze vooral bezig zijn met de overlevingskansen van hun eigen partij.
Daarmee is ook het onderscheid tussen een politicus en een staatsman aangegeven. Een politicus denkt aan de volgende verkiezingen, een staatsman aan de volgende generatie. Daar zou het in Den Haag meer om moeten gaan. Ons land ontbreekt het aan staatslieden die gezag hebben.
Het spannende van het huidig tijdsgewricht is dat de democratie als zodanig ter discussie komt. Het draagvlak voor volksvertegenwoordigers kalft af, doordat zij er zelf een potje van maken; het vertrouwen in de politiek slinkt.
Wat men ook van het functioneren van Van Miltenburg als Kamervoorzitter vindt, met haar aftreden heeft ze de politiek een groter dienst bewezen dan met haar hele politieke carrière. Zij heeft met haar vertrek getoond de verantwoordelijkheid voor haar optreden te willen nemen. Dat is moedig.
Woensdag moet Rutte zich in de Kamer verantwoorden. Op zijn aftreden en daarmee op verkiezingen zit niemand te wachten. Maar wel op duidelijkheid en erkenning van eigen falen. Want ook dat typeert een staatsman. Weten wat je tekorten zijn. Door die te erkennen, zou iets van het vertrouwen herwonnen kunnen worden. Dat is in het belang van het land.