Bestaat God eigenlijk wel?
In gesprek met een meisje uit vwo-5, vertelde ik jaloers te zijn op onze leerlingen omdat ze zo veel meekrijgen vanuit de Bijbel: elke dag een opening, twee uur per week godsdienst, docenten die hun vak belichten vanuit hun christelijke overtuiging. Zelf heb ik dat allemaal moeten missen. Haar reactie was relativerend: niet alle dagopeningen zijn goed voorbereid of worden zorgvuldig gehouden – je vraagt je soms af of een docent het zelf wel belangrijk vindt. Onder leraren bestaan veel verschillen in opvattingen, waardoor je in de war raakt: wat is nou waarheid? Er is dan ook best een flink aantal jongeren dat zich afvraagt of God wel bestaat.
Dat laatste kun je relativeren. Het gaat hier om jonge mensen die naar Hem op zoek zijn, die bezig zijn met het zich eigen maken van hun opvoeding. Dat gebeurt vanouds. Gelukkig laat God Zich nog steeds door zulke jongeren vinden. Maar er zijn er ook die het prima vinden om met het vraagteken te leven. Ze houden in het midden of Hij er is, staan volop in het leven en zitten in de kerk hun tijd uit. Bestaat God wel? Waarschijnlijk niet. Daarom kun je beter maar zo veel mogelijk genieten. God op grote afstand, onthutsend.
Hoe komt het toch dat jongeren zo in het leven kunnen staan? Heeft Paulus dan ongelijk als hij, te midden van de geleerden van zijn tijd, beweert dat God niet ver van ons is? In Hem leven wij en bewegen ons en zijn wij. De oude dichters waren dat met hem eens: we zijn van Zijn geslacht, familie, door Hem geschapen naar Zijn beeld. Je moet toch stekeblind zijn als je Hem niet opmerkt in de schepping? Calvijn zegt dat Hij door Zijn almacht op zulk een wijze in een ieder van ons werkt, dat het een wondervolle dwaasheid is dat wij Hem niet in ons bemerken.
In onze samenleving zijn helaas veel dwazen. Mensen in wie, volgens de kanttekening bij 1 Samuël 25:25, de wijsheid en de vroomheid ontvallen is. Ook in onze gezindte zijn velen ermee besmet. Ze missen de wijsheid om God te zien om hen heen; ze missen de vroomheid om hun leven in te richten in harmonie, naar Zijn Woord.
Hoe komt het toch dat jongeren zo in het leven kunnen staan? In onze reformatorische gezinnen, kerken en scholen krijgen ze de godsdienst met de paplepel ingegoten. Waarom draagt het geen vrucht?
Onze jongeren leven in een wereld met veel verleidingen. Je bent maar een enkele klik van de zonde verwijderd. Er is zo veel geld dat je alles kunt doen wat je wilt. Je hebt zo’n veilig bestaan dat je kunt veronderstellen autonoom te zijn, zo veel kennis dat je Hem makkelijk kunt ontkennen. Waarom zou Hij bestaan?
Maar wat doet die kennis dan, die ze thuis en in de kerk en op school meekrijgen? Het kan zijn dat de oorzaak minder ligt in de verleidingen buiten, dan in de verslapping binnen de gezindte. Is er nog een gezamenlijk opvoedingsideaal? Leeft de driestargedachte nog? Weten we waarvoor we staan? Horen jonge mensen in de kerk, thuis en op school van zonde én genade, van Wet en Evangelie? Dat je verloren gaat als je sterft zoals je geboren bent, maar dat er behoud is voor allen die in het geloof tot de Zoon van God gaan? Over veel zaken wordt verschillend gedacht. Dat mag zo zijn, maar laten we wel in gezamenlijkheid de kern vasthouden en uitdragen.
Eenheid in opvattingen is essentieel, maar niet genoeg. Belangrijker nog is dat wij leven in overeenstemming daarmee. Als wij werkelijk geloven dat wij in onszelf voor God niet kunnen bestaan, wordt dat zichtbaar in wat we doen en wie we zijn, op zondag en doordeweeks. Dan beweegt ons gebed niet alleen de hemel, maar geeft het ook getuigenis in ons gezin. Dan leven we niet uit dogma’s, maar uit geloof, hoe aangevochten ook.
Als jongeren in ons leven de liefde Gods in Christus zien, het verlangen naar het Vaderhuis, relativering van geld en goed, het serieus nemen van de Bijbel in zegening en vloek, dan doet dat meer dan een hoofd vol kennis. En God zou er Zijn zegen aan kunnen verbinden.
Reageren op deze column? welbeschouwd@refdag.nl