Segers: Nederland moet centrale rol in Europese integratie nieuw leven inblazen
Vluchtelingen overspoelen Europa, terroristen slaan toe, Groot-Brittannië dreigt de Europese Unie (EU) te verlaten en Rusland gedraagt zich als een boze buurman: het Nederlandse EU-voorzitterschap vanaf 1 januari komt op een cruciaal moment. Wat staat het kabinet te doen? „Teruggrijpen op oude West-Europese waarden.”
De omstandigheden waaronder Nederland straks het stokje van huidig EU-voorzitter Luxemburg overneemt, zijn allerminst rooskleurig. Toch wil dr. Mathieu Segers, universitair hoofddocent Europese integratie aan de Universiteit Utrecht, zich daarop niet blindstaren. Hij kijkt liever naar wat zich áchter de actualiteit afspeelt. Daar groeit volgens hem een „soort nostalgie naar iets wat er niet meer is”, namelijk de oorspronkelijke West-Europese samenwerking tussen Frankrijk, Duitsland, België, Nederland en Luxemburg.
Landen met een vergelijkbare cultuurhistorische achtergrond en een gedeelde identiteit. Landen die min of meer dezelfde –ook religieus geïnspireerde– waarden en normen hebben. Met een gemeenschappelijk idee over hoe de verzorgingsstaat eruit moet zien.
Steeds meer Noordwest-Europeanen bekruipt het gevoel „dat we die mooie samenwerking zijn kwijtgeraakt”, aldus Segers. „Dat we ons hebben vertild aan de steeds verdergaande uitbreiding van de EU naar het zuiden en oosten.”
Decennialang is de voortschrijdende Europese integratie verkocht als een technisch, instrumenteel project, memoreert hij. „Iedereen werd er economisch beter van. Dus waarom zou je er niet mee doorgaan of niet aan meedoen?”
Tegenwoordig draait het volgens Segers niet alleen meer om de vraag: „Verdienen we iets aan Europa?” Steeds vaker vragen mensen zich af: „Wat verliezen we aan Europa?”
Onze identiteit wordt dan regelmatig genoemd. Zo waarschuwde PVV-leider Wilders dat „het doel van de Europese elite is om onze natiestaat in te leveren voor een supranationale staat.” En, vervolgde Wilders, „dan raak je niet alleen je economie kwijt, maar ook je identiteit.”
Het door GeenPeil uit onvrede over de EU geïnitieerde referendum over het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne is daar ook een voorbeeld van, stelt Segers. „Dat gaat over emoties en onzekerheid, niet over geld verdienen.”
Schone taak
Het pro-Europese kamp heeft „nog geen goed antwoord op die uitdaging”, constateert hij. Voor Nederland –„saillant genoeg een van de founding fathers van de EU”– ligt daar straks als EU-voorzitter een schone taak, meent Segers.
Het kabinet moet de centrale rol die Nederland in de Europese integratie kan spelen nieuw leven inblazen. „Wij kunnen partijen bij elkaar brengen, omdat we een nauwe band hebben met Duitsland en een loyale vriendschap met Groot-Brittannië.”
Segers vindt het logisch dat daarbij steeds meer hardop wordt gedacht in de richting van groepsvorming binnen de bestaande EU-verbanden. „Iedereen die naar de Europese integratie kijkt, weet dat een EU van meerdere snelheden steeds prominenter wordt. Daar zit de politieke slagkracht. Maar dat moet dan wel worden aangepakt met een open houding en zonder opportunistische wij-zij-redeneringen, die nu vaak de toon zetten, bijvoorbeeld in de richting van de Oost-Europese lidstaten.”
Op die manier kan het kabinet de impasse in Europa over bijvoorbeeld de opvang van vluchtelingen doorbreken. Minister Dijsselbloem van Financiën had het onlangs al over de mogelijkheid van een mini-Schengen, een kern van EU-lidstaten die in de asielcrisis de zwaarste lasten dragen omdat bij hen de meeste vluchtelingen opvang krijgen, namelijk Nederland, Duitsland, België, Zweden en Oostenrijk.
Dijsselbloem haastte zich om te benadrukken dat hij liever ziet dat het huidige Schengen –de groep EU-lidstaten die afspraken hebben gemaakt over het vrije verkeer van personen tussen die landen– overeind blijft. Maar het signaal was helder: er is wel degelijk een kopgroep, zoals die er ook is in de aanpak van de eurocrisis. Dit kan een instrument zijn om weer controle terug te winnen, denkt Segers. „Dat wil zeggen: als een dergelijke kopgroep werkt als een motor, en niet als splijtzwam.”
Weerzin
Behalve bij het migratievraagstuk is ook in de discussie over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie de vraag „wie daar wel bij hoort en wie niet, aan de orde van de dag.”
Veel Nederlanders voelen weerzin tegen de chaos in landen als Griekenland die ze zelf niet hebben veroorzaakt. „Tegelijkertijd voelen ze zich wél verwant met de degelijke kernlanden van Noordwest-Europa, die dezelfde waarden delen.”
Door met die landen nauwer te gaan samenwerken, kan het kabinet het draagvlak voor Europese integratie vergroten. Door meer aansluiting te zoeken bij een kopgroep van landen rondom Duitsland kan het kabinet ook een „krachtige basis” formeren waarop de EU kan terugvallen bij problemen. „Het alternatief is om je helemaal te laten regeren door de omstandigheden. Dat is verre van aantrekkelijk. Ook dat beseffen de meeste Nederlanders.”
Naast verdieping van de samenwerking met gelijkgezinde landen zou Nederland als EU-voorzitter tegelijkertijd moeten werken aan een soepeler omgang met de overige landen.
Bijvoorbeeld bij het oplossen van het eerdergenoemde vluchtelingenprobleem. „Vanuit Brussel wordt nu op een centralistische manier gepoogd asielzoekers over alle lidstaten te verdelen”, constateert Segers. Maar zo’n rigide, ”one size fits all”-aanpak werkt niet meer in een EU van 28 verschillende landen. Vooral de Oost-Europese landen verzetten zich er fel tegen. „Die weten namelijk nog goed uit de Sovjettijd hoe van bovenaf opgelegde solidariteit werkt. Ze hebben een punt.”
De EU zou „veel meer empathie” voor die landen moeten opbrengen door ze op een andere manier te benaderen, meent Segers. „Vraag om te beginnen eerst eens aan die landen hoe zij de asielinstroom willen oplossen. Door de buitengrenzen beter te bewaken? En wat willen zij daar dan aan bijdragen?”
Het wordt nog een hele klus om alle EU-lidstaten bij elkaar te houden op dit dossier, geeft Segers toe. „Hier ligt een cruciale taak voor het Nederlandse EU-voorzitterschap. Deze uitdaging moet absolute prioriteit krijgen: om de migratiecrisis onder controle te krijgen, heb je iedereen nodig.”
Betrouwbare bemiddelaar
„De EU-trein rijdend houden”, is volgens minister Koenders (Buitenlandse Zaken) de belangrijkste taak van een EU-voorzitter. Concreet betekent dit dat Nederlandse vakministers de vergaderingen met hun Europese collega’s leiden. Als een „betrouwbare en efficiënte bemiddelaar” moet de voorzitter dan compromissen smeden tussen de 28 lidstaten en tussen Raad, Commissie en Europees Parlement. Hij dient zich daarbij zelf zo neutraal mogelijk op te stellen.
Koenders ziet dat wel zitten. Ons land heeft „honderden jaren polderervaring”, zei hij onlangs. Het voorzitterschap gaat Nederland „op z’n Hollands” oppakken: „Realistisch maar optimistisch, fris en eigentijds, efficiënt en doortastend, transparant en zonder fratsen.”
Premier Rutte stelde enige tijd geleden tegenover journalisten dat ons land een „pragmatische” EU-voorzitter zal zijn. „Europa heeft geen behoefte aan grote visies”, betoogde hij. Daarom zal Nederland kiezen voor een „heel praktische benadering: problemen oplossen, knopen ontwarren, tempo maken.”
Laten zien dat de EU bijdraagt aan het oplossen van grote vraagstukken is volgens hem namelijk „de enige manier om Europa relevant te maken voor burgers.”
Zwarte maandag
Voor de twaalfde keer is Nederland in de eerste helft van komend jaar EU-voorzitter. Het voorzitterschap rouleert tussen de lidstaten: iedere halfjaar is een ander land aan de beurt. Omdat de EU sinds haar oprichting gestaag is uitgebreid, duurt het tegenwoordig veel langer dan vroeger voordat een lidstaat de EU weer mag leiden. De vorige keer dat ons land de Unie aanvoerde, was in 2004. Toen besloten de Europese landen gesprekken aan te gaan met Turkije over toetreding tot de EU. Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Bot –gewezen ambassadeur in Ankara– speelde destijds een grote rol in het op één lijn brengen van alle lidstaten op dat gevoelige dossier.
Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in 1997 werd het Verdrag van Amsterdam ondertekend. Enkele jaren daarvoor, in 1992, zetten de Europese regeringsleiders hun handtekening onder het Verdrag van Maastricht. Daaraan ging een diplomatiek debacle van Nederland vooraf. Een voorstel van toenmalig premier Lubbers en minister Van den Broek (Buitenlandse Zaken) voor verregaande politieke samenwerking in Europa werd op maandag 30 september 1991 door bijna alle andere lidstaten finaal aan flarden geschoten. Die dag staat sindsdien bekend als ”zwarte maandag”. EU-voorzitter Nederland, concludeerde Van den Broek destijds beteuterd, was „afgegaan als een gieter.”
Sleutelrol nationale parlementen
„Europa is een succes als de inwoners invloed hebben op de besluitvorming”, zei Tweede Kamervoorzitter Van Miltenburg onlangs. „De sleutel om dat te bereiken, ligt bij de nationale parlementen van de 28 EU-lidstaten. Die kunnen de verbinding leggen tussen hun kiezers en Brussel.”
Om de afstand tussen de EU en de samenleving te verkleinen, is het volgens haar nodig dat de volksvertegenwoordigingen onderling nauw samenwerken via interparlementair overleg. De Eerste en de Tweede Kamer organiseren daarom tussen januari en juni komend jaar zes conferenties voor parlementsleden uit de EU-landen. Het gaat om vier vaste interparlementaire conferenties en om twee themaconferenties over actuele onderwerpen: de aanpak van mensenhandel in het digitale tijdperk en de toekomstige energievoorziening. De parlementaire conferenties zijn bedoeld voor informatie-uitwisseling tussen de parlementen van de EU-lidstaten. „Die informatie kunnen we gebruiken bij debatten met bewindspersonen”, aldus Senaatsvoorzitter Broekers-Knol. „Dat helpt ons om onze controlerende rol beter vorm te geven.”
Alle conferenties zijn –voor het eerst– live te volgen, zodat kiezers kunnen zien hóé hun volksvertegenwoordigers te werk gaan.
Waslijst aan prioriteiten en wensen
Een EU die zich richt op hoofdzaken, een EU die nieuwe banen schept en innovatie stimuleert, en een EU die haar inwoners centraal stelt, zodat zij zich herkennen in de besluiten die de EU neemt. Dat zijn de drie prioriteiten van het Nederlandse voorzitterschap.
Per departement zijn die vervolgens nader geconcretiseerd. Zo wil Nederland zich inzetten voor een sterkere rol van nationale parlementen. De EU moet daarnaast een actieplan gaan opstellen voor mensenrechten. En belastingfraude en -ontwijking bestrijden. Verder moet het EU-landbouwbeleid eenvoudiger om regeldruk voor boeren tegen te gaan. Wetenschappelijke kennis dient beter beschikbaar te komen. Ook moeten nieuwe medicijnen sneller bij de apotheek liggen. Enzovoorts, enzovoorts.
Het kabinet heeft de hele waslijst maandag besproken met de Tweede Kamer. Diverse partijen dienden tijdens dat debat aanvullende wensen in. Zo wil de ChristenUnie dat het kabinet voorrang geeft aan de screening en registratie van vluchtelingen aan de buitengrenzen van Europa en aan de herverdeling van asielzoekers over de EU-lidstaten. De partij pleitte verder voor een effectieve en gecoördineerde bestrijding van terrorisme door betere grenscontroles en het delen van inlichtingen. Ook ziet de CU graag dat het kabinet in Europees verband toewerkt naar een economie die niet afhankelijk is van fossiele brandstoffen.
Het Nederlandse EU-voorzitterschap moet tegelijkertijd voorkomen dat de EU zich ontwikkelt tot een politieke unie, zoals de Commissie wil. En Turkije mag geen EU-lid worden. Verder dient het kabinet eerst maar eens de werkloosheid in Nederland aan te pakken voor het werk maakt van de EU als banenmotor.
De SGP vindt versterking van de democratische legitimiteit van de EU een belangrijk punt. Politiek leiderschap moet het kabinet volgens de staatkundig gereformeerden laten zien op het gebied van terrorismebestrijding en de migratieproblematiek.
Bestrijding van antisemitisme zou een speerpunt moeten zijn van het Nederlandse EU-voorzitterschap, meent de SGP. Bescherming van religieuze minderheden en het tegengaan van abortus omwille van het geslacht in met name Aziatische landen verdienen volgens die partij een centralere plek op de EU-agenda.
Op defensiegebied bepleit de SGP betere samenwerking met de NAVO om dreigingen vanuit Rusland, het Midden-Oosten en Noord-Afrika het hoofd te bieden.