Van der Staaij gispte diverse inconsistenties in het Haagse beleid ten aanzien van het leven. „Wat ik niet begrijp, is dat we in Den Haag alles op alles moeten zetten om hulpverlening aan ongewenst zwangere vrouwen vergoed te krijgen, terwijl proabortus­organisaties zoals Planned Parenthood, die handel drijven in levers, harten, ogen en hersenen van geaborteerde kinderen, jaarlijks moeiteloos vele miljoenen euro’s binnenslepen uit de begroting van Buitenlandse Zaken.”

Onze tijd kent een grote inzet voor het leven, stelde de SGP-leider. „In ziekenhuizen zetten medici zetten alles op alles om leven te behouden. Wetenschappers vinden technieken en middelen uit die het leven veraangenamen. En kosten noch moeite worden gespaard om al vóór de geboorte vast te stellen hoe het met een ongeboren kindje gaat.” Toch is die tomeloze inzet, goed beschouwd, ook weer „heel selectief”, aldus Van der Staaij. Dat blijkt uit het grote aantal abortussen dat gepleegd wordt op volkomen gezonde kinderen. „Het is toch onvoorstelbaar dat bijna de helft van de geaborteerde kinderen geaborteerd wordt om financiële problemen van de ouders. Bij een kwart van de abortussen is een kind niet gewenst omdat er geen kinderwens is of omdat het gezin ‘voltooid’ is”, aldus Van der Staaij.