Binnenland

Rasoptimist Rozendaal predikt vooruitgangsgeloof

Vroeger was alles slechter. De straat was smerig. Net als de lucht en het drinkwater. Mensen waren arm, bang, dom en intolerant. En uiteindelijk stierf iedereen jong. Tegenwoordig gaat het allemaal een stuk beter. Vooral dankzij de techno­logische ontwikkeling.

Michiel Kerpel

9 December 2015 20:19Gewijzigd op 15 November 2020 23:56

Dat vindt Simon Rozen­daal tenminste. De 64-jarige Rotterdammer is een rasoptimist, en dat laat hij graag merken ook. De wetenschapsjournalist van weekblad Elsevier hamert al sinds jaar en dag op hetzelfde aambeeld: dat van vooruitgang. De oude rot in het vak –Rozendaal schrijft al veertig jaar over wetenschap– schuwt stevige kritiek op pessimisten bovendien niet.

”Alles wordt beter”, luidt de titel van uw nieuwste boek. Predikt u een vooruitgangsgeloof?

„Zeker, ik ben een vooruitgangsoptimist. Ik kan ook niets anders als ik kijk naar de ontwikkeling van de mensheid en de techniek. Uiteraard is er af en toe een periode dat het een stuk minder gaat, maar er zit over het algemeen een stijgende lijn in.

In de loop der jaren heb ik zo veel positieve ontwikkelingen ontdekt dat ik niet kan begrijpen dat niet iedereen een onvervalste vooruitgangsoptimist is. In mijn boek beschrijf ik tachtig ontwikkelingen die allemaal de goede kant opgaan. Natuurlijk heb ik een beetje aan ”cherrypicking” (selectief winkelen, MK) gedaan, maar de feiten zijn overweldigend. Zelfs in de derde wereld gaat het beter.”

Hoe komt het dat u zo optimistisch ingesteld bent?

„Allereerst vanuit mijn achtergrond als chemicus. Daardoor zie ik dat het milieuprobleem uit mijn jeugd grotendeels is opgelost. Iedereen maakte zich in de jaren 60 en 70 druk om lucht- en watervervuiling. Nu zijn lucht en water schoner dan ooit.

Diezelfde positieve ontwikkelingen zie ik ook op andere terreinen. Neem criminaliteit: de samenleving is in de loop der eeuwen steeds minder gewelddadig geworden. In middeleeuwse steden was de kans dat je een klap op je schedel kreeg vele malen groter dan nu. Wij hebben de neiging om Nederlandse steden als buitengewoon gewelddadig te zien. Maar dat is dus niet zo. Als mensheid slagen we erin om onze impulsen beter te controleren.”

Door uw positieve insteek staat uw boek bol van de relativeringen. U noemt klimaatalarmisten onheilspredikers die als een Noach oordelen aankondigen. Een oordeel dat volgens u nooit komt.

„Wat betreft klimaatverandering weet ik dat niet zeker. Het zou kunnen dat het een groter probleem is dan ik me realiseer. Mensen mogen over me zeggen wat ze willen, maar ik zie mezelf absoluut niet als klimaatscepticus. Ik ben wel een kritische wetenschapsjournalist die er nog niet voor 100 procent van overtuigd is –zoals die mensen in Parijs– dat het klimaat vooral door menselijk toedoen verandert.

Klimaatverandering is iets van alle tijden. Zo’n 4000 jaar geleden kon je met droge voeten van Amsterdam naar Londen wandelen. Een ander voorbeeld, korter geleden, is Schokland. Koning Willem III besloot in 1856 dat het eilandje in de Zuiderzee ontruimd moest worden vanwege de stijgende zeespiegel. Alle 650 inwoners werden geëvacueerd naar Kampen en omgeving. Schokland kampte al honderden jaren met de gevolgen van klimaatveranderingen, en dat was nog ver voordat we CO2 gingen uitstoten.

De grote vraag is: in hoeverre beïnvloedt de mens het klimaat? Zelf ben ik ervan overtuigd dát de opwarming door menselijk toedoen wordt versterkt. Maar ik ben er ook van overtuigd dat klimaatverandering niet voor de volle 100 procent door de mens veroorzaakt wordt. Wat is het aandeel van de mens en wat is het aandeel van de natuur? Het maakt nogal wat uit of we voor 90 of voor 50 procent verantwoordelijk zijn voor klimaatverandering.

Het kwalijke vind ik dat het hele klimaatgebeuren een geloofskwestie is geworden. Het heeft iets religieus. Als je er niet helemaal in gelooft, word je als een heiden, als een ketter bestempeld.”

U bent veertig jaar wetenschapsjournalist en kreeg veel kritiek over u heen. U wordt enerzijds verguisd, maar anderzijds geprezen.

„Ik ben niet ongevoelig voor kritiek, en ook niet voor lof. Toch probeer ik mijn eigen gang te gaan: eigenwijs en kritisch. Ik heb een goed stel hersens meegekregen en die gebruik ik. Daarbij wil ik me niet te veel laten beïnvloeden door wat andere mensen zeggen. Ik vind dat je als journalist, maar ook als onafhankelijk burger, best kritisch mag zijn op wat wetenschappers verkondigen.”

Ondanks de positieve ontwikkelingen die u schetst, zijn veel mensen negatief over de toekomst van de mensheid en de aarde. In uw boek geeft u meerdere verklaringen voor dit pessimisme. Een ervan: de mens is een meesterklager.

„Het lijkt wel op een neiging tot zelfhaat. Het is haast zoals monniken die zichzelf in de middeleeuwen met karwatsen pijnigden. Het klagen over van alles en nog wat is een vorm van zelfkastijding.

De oorsprong van het pessimisme ligt voor een deel in het geloof. Ik kom zelf uit een gereformeerd milieu en een neiging tot oiko­fobie (angst voor het eigene, MK) is het calvinisme niet vreemd. Maar het komt overal voor, ook los van religie. Het lijkt voort te komen uit een soort schuldgevoel over het feit dat wij het in het Westen té goed hebben.”

Iedereen die bang is voor e-nummers, pesticiden, fijnstof en medicijnen heeft een dosis Rozendaal­relativeringen nodig?

„Zeker, zeker. Wat opspeelt is een gebrek aan informatie en kennis. Ik kan me voorstellen dat mensen zich zorgen maken over het klimaat of over de islam, maar de gekte rond e-nummers en biologisch voedsel kan ik niet plaatsen. Mensen die zich hier druk over maken, raad ik aan om mijn boek te lezen.”

Welke kennis ontbreekt er volgens u?

„Het achterliggende probleem is dat het begrip ”gif” totaal verkeerd wordt toegepast. Mensen denken dat als iets giftig is we het niet om ons heen moeten hebben. Paracelsus, een arts uit de 16e eeuw, begreep al dat het gaat om de dosis van stoffen. Alles kan giftig zijn.” Met stemverheffing: „Als je dat echt begrijpt, kijk je veel nuchterder tegen voedsel en tegen vervuiling aan.

Dat mensen zich in Nederland nog steeds druk maken over luchtvervuiling komt ook door gebrek aan informatie. Je kunt met harde cijfers aantonen dat luchtvervuiling uit zo’n twintig componenten bestond en dat er daarvan achttien uit de lucht verdwenen zijn. Er zijn er nog twee over: stikstofoxide en fijnstof. Voor beide stoffen geldt dat we op de helft van de concentratie van veertig jaar geleden zitten. Die cijfers zijn zo onomstreden dat ik niet begrijp dat journalisten elke dag in de krant kunnen schrijven dat luchtvervuiling een groot probleem is.

Ik was kortgeleden in de Hoeksche Waard, waar ik met tuinders sprak. Ze vertelden me dat de lucht zo schoon is dat ze zwavel moeten toevoegen aan de mest, anders krijgt hun groente last van tekorten.”

Is de door u bewonderde vooruitgang niet juist op gang gekomen door mensen die problemen aan de kaak stelden?

„Dat is onmiskenbaar waar. Kritiek is heel belangrijk om verandering te bewerkstelligen. Dat zie je nu in China rond de discussie over luchtvervuiling. Van mijn kant geen negatief woord over bijvoorbeeld Greenpeace China. Greenpeace in het Westen krijgt wel onaangename trekken, vind ik.”

Wat is er onaangenaam geworden aan die westerse milieubewegingen?

„Als ze eenmaal bestaan, blijven ze bestaan. Ze zouden zichzelf moeten opheffen als hun taak is volbracht. Maar wat je ziet, is dat ze de boel zo gaan definiëren, dat er van alles en nog wat onder hun doelstelling valt.

Een voorbeeld is het ”Bulletin of the Atomic Scientists”. Onder een aantal bezorgde wetenschappers heerste een –terechte– vrees voor het grote aantal atoomwapens. Ze stelden een doemdagklok in die op vijf voor twaalf stond. Tegenwoordig is het aantal atoom­wapens nog maar 10 procent van wat het vroeger was. Maar in plaats van dat de wetenschappers de klok terug­draaien, richten ze zich alweer op andere wereld­problemen, zoals klimaatverandering.”

De toekomstige ontwikkeling van de techniek –met autonome robots en computers die het brein beïnvloeden– boezemen velen angst in. Terecht?

„Als optimist denk ik van niet. Ik denk dat we vertrouwen kunnen hebben in onszelf. Mensen zijn doorgaans fatsoenlijke wezens. Alleen al het feit dat dergelijke problemen worden gesignaleerd, gaat ertoe leiden dat we dat op een zorgvuldige manier oplossen.”

Door terrorisme heerst er eerder een ondergangsstemming.

„Ik zie dat er grote weerstand is tegen mijn vooruitgangsboodschap. Op de een of andere manier vinden de mensen de gedachte dat alles vooruitgaat onaangenaam. Dat is overigens niet nieuw. Voltaire schreef in 1759 het boek ”Candide”. Daarin trekt een jongeman de wereld over. Hij maakt verschrikkelijke dingen mee. Het boek diende als kritiek op de optimistische visie van de Duitse filosoof Leipniz, die zei dat we leven in „de beste van alle mogelijke werelden.” Voltaire schreef het boek uit boosheid over het optimisme van Leipniz. Al met al kan ik het niet begrijpen; het is toch een prettige boodschap dat het de goede kant opgaat?”

Wat is het uiteindelijke ideaal? Komt er volgens u een paradijs op aarde?

„Criminaliteit blijft. Wij zijn geen ideale wezens. De verleiding om vals te spelen, zal ook altijd blijven. Mensen zullen dieven en moordenaars zijn. Je zult mensen houden met te weinig empathie.”

Toch wordt het telkens beter volgens u?

„Wat ik buitengewoon mooi zou vinden, is als het grote deel van de wereld dat nu nog in volslagen armoede leeft ook van een redelijke welvaart en welzijn kan genieten. In de 64 jaar dat ik leef, heb ik al veranderingen geobserveerd. In mijn jeugd waren landen als China en India vreselijk arm. Je ziet dat de mensen daar zich in snel tempo ontworstelen aan de ellende. En dat soort positieve trends zie ik ook elders in Azië en zelfs in Afrika.”

Bijna alles wordt beter, maar de moraal niet?

„We blijven onvolmaakt. Maar met de mens gaat het geleidelijk een klein beetje beter. En van de civilisatietheorie van Norbert Elias word ik heel optimistisch. Samenlevingen worden steeds beschaafder.”

U kwalificeert de vooruitgang als positief. Maar wat is eigenlijk goed?

„Dat vind ik niet moeilijk te beantwoorden. Afwezigheid van pijn, moord en doodslag, agressieve stoffen in de lucht; dat is goed. En de mogelijkheid om je idealen te verwezenlijken, het feit dat je langer leeft dan je voorouders en dat je niet bang hoeft te zijn dat je hersens worden ingeslagen.

Ik vind het vreemd dat er mensen zijn die aan vooruitgang twijfelen als je je realiseert dat in 1900 mensen 50 procent kans hadden om vijftig jaar te worden, en dat mensen die in 2000 worden geboren 50 procent kans hebben om tachtig te worden. Dat is dertig jaar winst in honderd jaar tijd. En dat betekent in tien dagen drie dagen extra. We kregen er dus elke week een gratis weekend bij. Waarom ziet niet iedereen die vooruitgang? Waarom moet ik me daarover telkens verdedigen?”

En toch, de dichter Isaäc da Costa sprak over de boekdrukkunst –een machtige uitvinding– als van een vondst „ten hemel en ter hel.” Techniek is niet neutraal.

„Ja, dat is zo. Bij alles wat gewonnen wordt, is er ook verlies. Ik zie bijvoorbeeld veel nadelen aan het internet. Mijn kinderen hebben een academische opleiding, maar een krant lezen ze nauwelijks. Dat vind ik een enorme achteruitgang. Ik begrijp wat Da Costa bedoelde, maar die boekdrukkunst heeft ook de krant opgeleverd. Iets prachtigs! Jonge mensen zeggen dat ze het nieuws op internet lezen, maar dat noem ik koppensnellen.”

Een ongebreideld cultuur­optimisme kan getuigen van de hoogmoed van de mens en een losweken van de afhankelijkheid van God.

„Dat hoeft, denk ik, niet. Zelf ben ik niet gelovig meer, geloof ik. Maar je zou mijn boek natuurlijk ook kunnen lezen als een groot loflied op God omdat alles voortdurend de goede kant op gaat. Evolutie en God zijn in zekere zin uitwisselbaar. Klaarblijkelijk zit het leven zo mooi in elkaar dat het in een prachtige lijn omhooggaat.”


Medicijn tegen pessimisme

Als je het nieuws volgt, denk je al snel dat het slecht gaat in de wereld. Sommige mensen worden er pessimistisch van en lezen daarom liever geen kranten. Voor hen kan het boek ”Alles wordt beter” van Simon Rozendaal een goed medicijn zijn. Het vervolg op ”Het Grote Goed Nieuws Boek” uit 2007 is één lofzang op de vooruitgang in de afgelopen anderhalve eeuw.

De altijd optimistische Rozendaal somt in een hoog tempo allerlei dingen op die beter gaan dan vroeger. Toen heerste er een slechte hygiëne, telde een mensenleven niet, kon de dokter niets, mishandelden we dieren, gingen we niet naar school en reisden we niet. De auteur relativeert wereldproblemen –zoals de klimaatverandering–, plaatst kritische kanttekeningen bij zorgen over e-nummers of fijnstof en ontmaskert complot­theorieën over bijvoorbeeld de farmaceutische industrie. Zijn kritische blik doet soms weldadig aan.

Daarbij schrijft Rozendaal zó over wetenschappelijke zaken dat zelfs de leek niet af hoeft te haken. De soms mild ironische toon doet de lezer geregeld glimlachen.

Kanttekeningen zijn er ook bij het boek te plaatsen. Rozendaal voorziet wetenschappelijke publicaties graag van een kritische noot. Hij vergeet deze blik te gebruiken als het om evolutie gaat. In ”Alles wordt beter” wordt de evolutietheorie uit de kast gehaald als motor achter de vooruitgang. De innovaties die aan het vindingrijke brein van de mens zijn ontsproten, schrijft de auteur graag toe aan een gemuteerde oersoep die door toevalligheden is ontstaan. Hoeveel eleganter is het om de uitvindingen van mensen te gebruiken tot eer van de Schepper?

Dat het op veel terreinen beter gaat dan vroeger, is ontegenzeggelijk waar. Maar of al die (technische) ontwikkelingen mensen dichter bij hun eigenlijke doel brengen: een leven tot Gods eer, dát is maar zeer de vraag. Zorgt al die welvaart en het materialisme niet voor mensen die zichzelf denken te kunnen redden? Waar blijft de afhankelijkheid van de Heere?

Alles wordt beter! Nou ja, bijna alles, Simon Rozendaal; uitg. atlas contact, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 450 2955 9; 312 blz.; € 21,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer