Veteranencafé Gorinchem onder indruk van „levende legende” Meines
GORINCHEM. „Wat een kerel. Wat een redenaar.” Veteranen in Gorinchem hielden het zaterdag maar net droog tijdens de ontmoeting met luitenant-generaal b.d. Ted Meines (94). Na zijn toespraak volgde een ovationeel applaus.
„Hij is een levende legende. We hebben gevraagd of hij langs wilde komen. En hij deed het nog ook.” Kees Koning (77), een van de oprichters van het Veteranencafé Gorinchem, keek al dagen uit naar het bezoek van Meines.
Het Veteranencafé bestaat ruim dertien jaar en was destijds een van de eerste in Nederland. Op de eerste zaterdag van de maand komen de bezoekers uit alle windstreken naar Gorinchem om gezellig een middagje bij te praten. „Wat we doen? Helemaal niks. Herinneringen ophalen en over koetjes en kalfjes praten.”
Aanvankelijk kwamen de veteranen samen in een plaatselijk hotel. Van lieverlee dunde de groep uit. „De Indiëveteranen lopen tegen de 90, de Nieuw-Guineajongens zijn 10 jaar jonger. Het dreigde dood te bloeden.”
Vandaar dat het Veteranencafé aansluiting zocht bij de Dorstige Types, jongere veteranen die in een fabriekshal het Rijdend Unifil Museum runnen.
Zaterdagmiddag was het druk in de fraaie kantine van de Dorstige Types. Bekenden slaan elkaar op de schouder, oude verhalen passeren de revue. Gorkummer Thom Bonis (87) vertelt hoe hij tijdens de tweede politionele actie diende op torpedobootjager Tjerk Hiddes. In de Riau-archipel bij Singapore waarschuwde hij de officier van de wacht voor een „krabbend anker.” „Dat komt voor bij slechte ankergrond of te weinig ketting.” Het leverde Bonis geen medaille op. „Maar: het was een mooie tijd. Ik heb overal aan meegedaan. Zelfs aan de malaria.”
Icoon
Generaal Meines hapt intussen zijn broodje weg en geniet van een glaasje witte wijn. Een voor een melden de veteranen zich bij hem. Meines heeft een vriendelijk woord voor iedereen. De generaal wordt door de aanwezigen omschreven als „een icoon.” Als verzetsman hielp hij in de Tweede Wereldoorlog honderden Joodse kinderen, waarvoor hij later de Yad Vashemonderscheiding kreeg.
Na zijn militaire carrière werd hij algemeen directeur van de Nederlandse Hartstichting en onderscheidde zich vooral als (ere)voorzitter van het Veteranen Legioen en het Veteranen Platform. Meines was een persoonlijk vriend van prins Bernhard en speelde een belangrijke rol bij het defilé op 5 mei in Wageningen.
Na een halfuurtje begeeft de generaal –rijzige gestalte, kaarsrechte rug, imposante snor– zich naar het spreekgestoelte. Een microfoon heeft hij niet nodig. „Mijn commandostem is zo ook wel te horen.” Hij is enthousiast over het materieel dat hij in de hal heeft gezien, maar beklemtoont: „Mensen gaan voor alles.”
Hij vertelt dat hij zijn officiersopleiding in Engeland kreeg en daarna naar Indië wilde. Omdat hij geen KMA-achtergrond had, leek een bureaubaan in het verschiet. „Ik heb toen gezegd: ik kan om de drommel wel een peloton aanvoeren.”
Prins Bernhard verzocht hem op zijn sterfbed zich om de veteranen te bekommeren. „Ik kan het niet meer, zei hij met gebroken stem. Maar jij wel. Zorg goed voor mijn mannen. Dat doe ik tot op de dag van vandaag.”
Wilhelmus
Meines groeide op in een Fries orthodox-gereformeerd gezin. Bovendien kreeg hij in oorlogstijd de papieren van een overleden predikant. „Ik ben toen zo’n beetje dominee geweest”, vertelde hij zaterdag. Om –in die stijl– af te sluiten met een hartenkreet: „Mannen, vertrouw op jezelf en op je medemens. Maar vertrouw bovenal op God. Denk aan de woorden van ons oude Wilhelmus: Mijn schilt ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer’. Sla in deze kersttijd het oog op Hem, Die wolken, lucht en winden, wijst spoor en loop en baan. Hij zal ook wegen vinden, waarlangs uw voet kan gaan.”