Cultuur & boeken

Elk leven een kostbaar wonder

In 2013 hield de schrijfster Vonne van der Meer een lezing over de toekomst van de roman. Ze had pittige kritiek op „de terreur van echt gebeurd” en op „toenemende obesitas” onder romans.

2 December 2015 07:19Gewijzigd op 15 November 2020 23:46
Aan de overkant van het meer opereert Arthur in stilte in zíjn hotel. Wat hij gedaan heeft –iemand die denkt dat ze gaat sterven een slaapmiddel geven, haar ’s nachts per bootje afvoeren naar Gloster Huis en ondertussen de lijkkist vullen met zand– is waa
Aan de overkant van het meer opereert Arthur in stilte in zíjn hotel. Wat hij gedaan heeft –iemand die denkt dat ze gaat sterven een slaapmiddel geven, haar ’s nachts per bootje afvoeren naar Gloster Huis en ondertussen de lijkkist vullen met zand– is waa

Haar roman ”Winter in Gloster Huis” lijkt een dappere poging om evenwicht te brengen: een dunnetje. En van begin tot eind aan haar eigen verbeelding ontsproten. Of toch niet helemaal?

In de bewuste lezing vroeg Van der Meer zich ook af waarom het geloof geen thema is in eigentijdse literatuur. Zijn schrijvers soms bang voor kritiek? Zelf beschreef ze in ”Het smalle pad van de liefde” (2013) hoe de hoofd­persoon, May, na overspel tot geloof komt. Literaire hoofden werden mee­warig geschud. ”Maar dan volgt Mays bekering”, kopte Trouw­recensent Rob Schouten. Die aardse verliefdheid kon hij goed meemaken, maar de hemelse niet.

In ”Winter in Gloster Huis” gaat de auteur subtieler te werk. Het is 2024: onze koning zit al tien jaar op de troon, prinses Amalia heeft een minnaar, en het belangrijkste: de Klaar met leven-wet is aangenomen. Wie boven de tachtig is en doorleven zinloos vindt, mag er gelegitimeerd mee stoppen.

Kistje met diamanten

Dan overlijdt ergens een oude vader. In het sterfhuis ligt een brief aan zijn twee zonen. Ze moeten zorgen dat ze erbij zijn als de (gehuurde) traplift wordt weg­gehaald. Want achter de rail bevindt zich een holte, waarin een kistje met diamanten moet staan. De vader heeft het toevallig gevonden toen een monteur de lift plaatste, net gedaan of het een onbetekenende jongensschat was en het kistje weer teruggeplaatst. „Als ik mijn heup niet gebroken had, was dat liftje er niet gekomen, en lag er nu geen fortuin op jullie te wachten.” Zo. Van der Meer heeft haar eerste zet gedaan: ouderdom mag dan lasten en kosten meebrengen – in dit geval brengt het, tegen alle verwachting in, ook iets óp!

De broers moeten iets goeds met hun geld doen, schrijft de vader. Daar gaan ze serieus mee aan de slag. Goede doelen, besluiten ze aanvankelijk. Maar voortvarende Richard komt met een ander plan: een hotel waar mensen in alle rust en comfort kunnen sterven. Gratis. Op een mooie plek aan een meer. Een zelfmoordhotel dus, concludeert broer Arthur somber. Hij was er al bang voor. Nee, corri­geert Richard, een Vaarwélhotel. Precies wat papa –die veel geleden heeft– gewild zou hebben.

Arthur weet het niet. Hij moet er eens even uit en bezoekt een toneeluitvoering van Shakespeares ”Koning Lear”. Hierin komt Gloster voor, een oude vader die ook twee zonen heeft, een echte en een bastaard. De laatste haalt Gloster over om de echte zoon, Edgar, te verbannen. Als Gloster oud en blind is, wil hij niet meer leven. Hij vraagt een onbekende bedelaar hem naar een steile klip te begeleiden. Wat hij niet weet –maar het publiek wel–, die vreemdeling is zijn eigen zoon.

Edgar laat zijn vader springen, maar niet van grote hoogte. Dat hij nog leeft, is aan de goden te danken, vertelt Edgar hem later. Gloster verzucht: „Voortaan zal ik ellende verdragen tot zij zelf uitroept: „Genoeg! Genoeg en sterf!”” Op dat moment krijgt Edward zijn visioen: het Gloster Huis. Een hotel, net als dat van zijn broer. Maar dan een plek waar hij mensen als Gloster kan redden en het leven teruggeven – „desnoods zonder toestemming, met een list.”

Redding

Het had een roman kunnen worden die topzwaar van tegenstellingen was. In die valkuil is Van der Meer niet gestapt. Van Arthur maakt ze geen vrome jongen, van Richard geen keiharde zakenman. De broers blijven in overleg met elkaar. Bijna lichtvoetig rolt het verhaal verder af. Het Vaarwelhotel wordt, zoals te verwachten, een enorm succes.

Aan de overkant van het meer opereert Arthur in stilte in zíjn hotel. Wat hij gedaan heeft –iemand die denkt dat ze gaat sterven een slaapmiddel geven, haar ’s nachts per bootje afvoeren naar Gloster Huis en ondertussen de lijkkist vullen met zand– is waarschijnlijk strafbaar. Soms vraagt hij zich af met welk krankzinnig plan hij eigenlijk bezig is. Twee gasten heeft hij tot nog toe maar weten te ‘redden’. Noor, een eenzame vrouw, en Meneer Azim, een Turkse kok die zijn kinderen niet tot last wil zijn. Maar iets in Arthur kan niet meer stoppen. „Het was als vader worden, wat ik verwekt had kon ik niet meer wegdenken.”

Een toekomstscenario als dit laat zich zonder veel fantasie invullen. De dood wordt een vriend, het leven een vijand. Of zoals Arthur Richard voorhoudt: „Als je maar vaak genoeg hoort dat je deel uitmaakt van een plaag ga je dromen van je eigen uitroeiing.” Maar Van der Meer laat het hier niet bij. Langzaam verschuift er iets in het verhaal. Richards gastenlijst wordt te lang, hij raakt gestrest. Bovendien vervelen zijn gasten zich nogal voor ‘het’ eindelijk plaatsvindt. De broers sluiten een overeenkomst: Arthur zal boottochtjes gaan verzorgen voor Richards gasten, waarbij ze ook Gloster Huis ter kennismaking zullen aandoen.

Liefde

Ondertussen bloeit Noor, die aan de overzijde alle aandacht en zorg krijgt, steeds meer op. Liefde kent geen leeftijden: in haar ouderdom wordt ze nog stapelverliefd op Meneer Azim. (Heeft de roman ”Lila” op de leestafel in Gloster Huis daar soms iets mee te maken?) Als een toneelgezelschap ”Koning Lear” komt uitvoeren, zit Noor naast Meneer Azim, haar hand op zijn kunstknie. Alles valt voor haar op z’n plaats. Na de uitvoering is ze totaal van slag: „Zo’n moeder die dag en nacht naast een wiegje zit, tegen haar kind praat, liedjes zingt… Dat snap ik… Maar wie ben ik voor jullie… dat jullie me zo nodig in leven willen houden?” Ze kan wel honderd worden; weten ze in Gloster Huis wel waar ze aan beginnen? Arthurs reactie is even nuchter als ontroerend.

Het is verleidelijk om veel uit dit boek te citeren, om elke symbolische laag te ontleden. Maar beter gaan lezers zelf naar het vergezicht toe dat Vonne van der Meer –de vrouw met de sleutel– hier opent. Op het eerste gezicht een pikdonkere hemel, maar hoe langer je kijkt hoe meer sterren er gaan pinkelen. Dat is –voor wie het zien wil– de schittering van geloof in deze roman. Zolang zon en maan er zijn, zullen er Arthurs zijn voor wie elk leven een kostbaar wonder blijft.


Boekgegevens

Winter in Gloster Huis, Vonne van der Meer; 
uitg. Atlas Contact, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 254 4622 2; 144 blz.; € 17,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer