„Kamer gaf signaal van bedenkelijke aard”
De Tweede Kamer piekert er niet over de hoofddoek voor ambtenaren te verbieden. Zo’n verbod zou de vrijheid van religie aantasten. De uit Algerije afkomstige publicist Sylvain Ephimenco verbaast zich hogelijk over die opstelling. „Anders dan het keppeltje en het kruisje is de hoofddoek een instrument.”
„Een signaal van bedenkelijke aard”, noemt Trouw-columnist Ephimenco de uitkomst van het debat van woensdag in de Tweede Kamer over het dragen van hoofddoeken door ambtenaren. Onbegrijpelijk vindt hij het dat de Kamer „niet of nauwelijks heeft onderkend dat de hoofddoek steeds meer wordt ingezet als symbool van de politieke islam.” De hoofddoek wordt naar zijn zeggen door fundamentalistische groeperingen binnen de islam provocerend gebruikt. „Het is een instrument.”
De Kamer viel tijdens het debat vrijwel eensgezind over LPF-kamerlid Eerdmans heen toen hij tijdens een spoeddebat aandrong op het verbieden van hoofddoeken door iedere overheidsdienaar. Volgens de Kamer tast zo’n verbod de grondrechten van ambtenaren aan.
Wat Ephimenco daarbij stoort, is de gedachte dat moslimvrouwen die een hoofddoek dragen daar in alle vrijheid voor zouden hebben gekozen. „Onze werkster hoort op andere werkplekken, zoals de bibliotheek, van moslims: Jij moet een hoofddoek dragen, anders ben je geen goede moslim en ga je naar de hel. Als ik dan de PvdA hoor zeggen: Baas in eigen buik, baas op het eigen hoofd, dan vind ik dat verschrikkelijk. Er is veel te nonchalant over deze kwestie gepraat, alsof het debat nergens over ging.”
Een verbod voor ambtenaren heeft niets met intolerantie van de overheid te maken, benadrukt hij. „Het punt is dat de overheid zo’n beladen symbool niet moet willen toelaten.”
Frankrijk heeft de hoofddoek wel in de ban gedaan, maar daarbij meteen het keppeltje, het kruis en andere religieuze symbolen verboden. Met het oog op de rechtsgelijkheid zegt Ephimenco dat te begrijpen, maar hij tekent er wel bij aan dat het keppeltje en het kruisje geen enkel probleem geven. „Mij zijn geen voorbeelden bekend dat die provocatief worden gebruikt. Daarom vind ik het niet gepast om ze op één hoop te vegen. Ook dat had de Kamer duidelijk moeten aangeven.”
LPF-kamerlid Eerdmans zegt het in grote lijnen met Ephimenco eens te zijn, al heeft hij met het hoofddoekje op zich minder moeite dan de Amsterdamse publicist. „Ik onderken wel dat het door fundamentalisten wordt misbruikt. Daarom heb ik tijdens het debat ook gewezen op het gevaar van de islamisering van de samenleving. De islam kan een heel gevaarlijke gedaante aannemen. Kijk maar naar een land als Saudi-Arabië. Daar mag je niet eens een Bijbel hebben. Neem verder de positie van vrouwen en homo’s, maar ook de barbaarse straffen en het ontbreken van de scheiding tussen kerk en staat. Dat moeten we allemaal niet hebben hier.”
Om aan te geven dat ze daar verre van wil blijven, dient de overheid in de ogen van Eerdmans alle religieuze symbolen voor ambtenaren te verbieden. „Ook het keppeltje en het kruisje, ja. Zowel vanwege de rechtsgelijkheid als de gewenste neutraliteit van de staat. Maar ik geef onmiddellijk toe dat over die symbolen nooit een debat zou zijn geweest als de hoofddoek zich niet als probleem had aangediend.”
Dat zowel de Kamer als het kabinet weigert dat probleem onder ogen te zien, brengt hen volgens Eerdmans in een lastig parket. „Rechters en officieren mogen van het kabinet geen hoofddoek dragen. Maar wat moet je met de categorie die daaraan grenst, zoals politieagenten, marechaussee, douaniers? Dat wordt dobbelen in plaats van een principe doorvoeren.”
Tot een van de felste critici tijdens het debat met Eerdmans behoorde kamerlid Huizinga van de ChristenUnie. Ze verweet hem moslims te stigmatiseren. „De overheid dient ruimte te geven voor religieuze uitingen. Het gaat niet aan om voor moslims een uitzondering te maken.”
Ze is het ook niet met Ephimenco eens dat hoofddoeken ingezet worden als politiek instrument. „Dat is een veel te algemene stelling. Dan suggereer je dat iedere drager van een hoofddoek een fundamentalist is. Ik proef in zijn woorden een bepaalde angst voor moslims. Alsof iedere moslim een terrorist is. Moslims vormen een buitengewoon brede groep en daar heeft hij onvoldoende oog voor.”
Of de overheid zich dan zomaar moet laten provoceren? „Soms is het verstandig”, zegt het CU-kamerlid, „om inderdaad niet op provocaties te reageren.”
Dat moslimvrouwen onder dwang een hoofddoek dragen, is een gegeven dat Huizinga serieus zegt te nemen. „Maar vervolgens is de vraag of je dat als overheid moet bestrijden door de hoofddoek voor ambtenaren te verbieden. Ik denk dat je het probleem dan aan de verkeerde kant aanpakt. Die kwestie hoort veel meer thuis in het integratiedebat. Je kunt daar als overheid zeker wat aan doen maar niet door een verbod.”