Binnenland

Moeder Gompel over bikkelen in de bijstand

Steeds meer kinderen groeien op in bijstandsgezinnen, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek deze week. Wat dat betekent, weet bijstandsmoeder Wendy Gompel (32) uit Rotterdam als de beste. Ze ging als kind van tehuis naar tehuis, leefde als tiener van een Wajong-uitkering en belandde op haar achttiende in de bijstand.

Jacomijn Ariakhah

30 November 2015 07:27Gewijzigd op 15 November 2020 23:43
beeld Roel Dijkstra
beeld Roel Dijkstra

TOEN

Ik heb nooit echt een ouderlijk huis gekend. Als kind heb ik heel lang in tehuizen gewoond. In mijn tienertijd kwam ik in een leefgroep terecht. Daar kreeg ik kamer­training. Ik had mijn eigen leefruimte en mijn eigen keuken, maar er woonde continu begeleiding in het pand. Die leerde ons hoe we zelfstandig moesten wonen. Dat heeft me goed geholpen. Als je ouders je niet kunnen leren koken, wassen, boodschappen doen en met je financiën omgaan, moet een ander dat voor hen doen.

Als tiener ben ik een tijdje het verkeerde pad opgegaan, doordat ik foute vrienden kreeg. Toen ben ik uit de kamertraining gezet en in een pand van het Leger des Heils gaan wonen. Op mijn 18e werd ik zwanger en kwam ik met mijn zoontje in een tienermoederhuis terecht. Een jaar later kreeg ik een urgentieverklaring voor een eigen woning.

Na de geboorte van mijn eerste zoontje volgden er nog vier kinderen van drie verschillende vaders. Ik heb daardoor nooit de kans gehad werk te vinden dat bij mij past en zit dus al mijn hele leven in de bijstand.

Toen mijn eerste zoontje net geboren was, heb ik een tijdje een gat in mijn hand gehad. Ik kocht heel veel speelgoed voor hem en vergat dan soms de huur te betalen. Ik wilde het beste voor mijn kind, ook omdat mijn eigen verleden niet zo leuk is geweest. Maar met hulp van een maatschappelijk werker heb ik mijn financiële situatie weer op orde gekregen.

NU

Sinds twee jaar zit ik in de schuldsanering. Dat betekent dat we met z’n zessen moeten leven van 100 euro per week. Best lastig. Op de laatste dag van de week kom ik haast niet uit met mijn geld.

Om ervoor te zorgen dat ik toch rondkom, ga ik van supermarkt naar supermarkt voor de aanbiedingen. Ik maak voor elke week een boodschappenlijstje en houd me daaraan. Ook koop ik meubels en kleding soms tweedehands. En ik krijg veel kinderkleding, onder andere van mijn buren.

Toch blijft het improviseren. Gelukkig mag ik van de schuldsanering de kinderbijslag houden. Daarmee kan ik de noodzakelijke dingen voor mijn kinderen kopen. En mocht er iets kapotgaan in huis, bijvoorbeeld de wasmachine, dan kan ik bij de schuld­sanering aankloppen. Er wordt een potje voor mij gespaard waarmee ik dit soort dingen kan bekostigen.

Of ik mijn kinderen alles kan geven wat ze nodig hebben? Nee. Wel wat liefde betreft, maar niet de spullen die in de mode zijn. Dat verwijten ze me weleens. Maar ik leer mijn kinderen dat we geen meelopers zijn. „Mama heeft het geld niet, jongens”, zeg ik dan. „Dat moeten jullie respecteren.” We wonen, ondanks onze situatie, in een luxe land, vergeleken met landen als Afghanistan of Suriname.

Op vakantie gaan we bijna nooit. Als mijn kinderen vrij hebben, fietsen we een stukje of picknicken we bij de kinderboerderij. Niet alles hoeft veel te kosten.

Voor verjaardagen en feestdagen spaar ik van tevoren met het geld van de kinderbijslag. Dat is een kwestie van plannen.

Mijn kinderen houden van sport en gelukkig kan ik hen ook allemaal laten sporten. Daar is een fonds voor bij de gemeente, waardoor ik bijvoorbeeld ook hun zwemlessen kan betalen.

Natuurlijk ben ik het gedoe met geld ook weleens zat. Vooral omdat ik nooit eens iets extra’s kan kopen en voor al mijn aankopen verantwoording af moet leggen aan de schuldsanering. Maar het is nu even een paar jaar bikkelen. Dit is een harde tijd. Gelukkig krijg ik veel hulp. Zo heb ik een gezinscoach en een maatschappelijk werker en staan er vrienden om me heen, zoals de mensen van de kerk Geloven in Spangen.

Mijn leven is nog niet hoe ik het zou willen hebben, maar we zijn op weg. Hopelijk ben ik over een jaar uit de schuldsanering. Dat kan ik een nieuwe start maken en mijn kinderen meer geven. Als ze me nu om 50 cent of een euro vragen, dan zeg ik: „Sorry schat, dat heb ik niet.” Maar we komen er wel doorheen hoor. Regels zijn nooit leuk, maar ik heb geleerd dat ik me er maar beter aan kan houden.

STRAKS

Ik wil heel graag mijn rijbewijs halen. Maar ik weet niet wanneer, want dat is een dure grap. En ik mag geen nieuwe schulden maken zolang ik in de schuldsanering zit, anders word ik er zo uit gegooid en krijg ik geen hulp meer bij het betalen van mijn rekeningen.

Ik zie er erg naar uit dat ik straks schuldenvrij ben en weer de baas ben over mijn eigen geld. Dan ga ik misschien nieuwe meubels kopen en de slaapkamer veranderen. Maar alles op zijn tijd. Zolang mijn kinderen mij gehoorzamen, ben ik enorm blij.

Als de kleine straks naar de crèche gaat, begin ik met vrijwilligerswerk en het helpen van jongeren in de buurt. Of ik ook betaald werk ga zoeken? Ja, maar ik wil wel graag iets vinden wat ik leuk vind. Iets met kinderen of jongeren bijvoorbeeld. Ik houd ervan om kinderen te zien lachen, dat komt ook door mijn verleden denk ik.

Natuurlijk zit ik af en toe in een dip, maar ik geef de hoop niet op. Ik ben niet gelovig, maar met Gods hulp hebben we het over een jaar of tien allemaal veel beter. God is echt met ons, houd ik mijn kinderen voor. Er zijn daarboven ogen die ons zien, zeg ik dan. Ook om hen zo op het rechte pad te houden.

Mijn tweede zoon speelt bij het jeugdelftal van voetbalclub Feyenoord. Wie weet, verdient hij over een aantal jaren genoeg geld voor ons allemaal.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer