Christus’ bezit
Psalm 45:11a
„Hoor, o dochter en zie en neig uw oor.”
De kerk durft niets anders te erkennen dan Gods Woord als regel van het geloof of van de godsdienst. Ze verfoeit alles, als een vervloekte afgod, wat in strijd is met Gods heilig Woord. Dat erkent zij, als de getrouwe bruid van Christus, alleen als verbindend en vast.
De gruwelijke afwijking en tegenspraak van Gods Woord heeft de Heilige Geest voorspeld, namelijk dat dit in deze laatste tijd vooral op een God tergende wijze en mate zou plaatshebben. Daarom waarschuwt Hij Zijn uitverkoren gemeente ernstig om zich voor die gruwel zorgvuldig te wachten (Openbaring 13:14-17 en 14:9-14).
Nu heeft Christus Zich deze heilige, algemene kerk uit genade verkoren, door Zijn bloed verworven en door Zijn Geest verzegeld en geheiligd. En zo bezit Hij haar ook als een volk van Zijn eigendom en als een enige bruid. Wederkerig mag zij door een genadige mededeling Christus bezitten.
Nu wordt er in de geloofsbelijdenis nog bijgevoegd dat er niet alleen een kerk is volgens de verkiezing en roeping Gods, maar dat er ook een gemeenschap plaatsheeft tussen haar en Christus.
Caspar Olevianus,
theoloog te Heidelberg
(”Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1573)