Muziek

Passie voor ”Père Franck”

„L’orgue, c’est mon orchestre”, zei César Franck: het orgel zag hij als zijn orkest. Maar de invloed van de componist, die 125 jaar geleden overleed, reikt veel verder dan alleen het orgel.

26 November 2015 20:58Gewijzigd op 15 November 2020 23:39
César Franck. Beeld Wikimedia
César Franck. Beeld Wikimedia

Koren zingen graag zijn Psalm 150. Violisten vertolken met verve zijn veeleisende Sonate in A. Orkesten bijten zich vast in zijn Symfonie in d. Harmoniumfreaks spelen veelvuldig uit zijn ”l’Organiste”.

César Franck (1822-1890) was een veelzijdige componist. De lijsten van zijn werken voor piano, harmonium, orkest en kamer­muzikale bezetting zijn lang. En niet te vergeten: zijn instrumentale en vocale composities voor de misliturgie in Franse kathedralen en parochies.

Franck –die in Luik werd geboren, maar het grootste deel van zijn leven in Parijs doorbracht– oefende een grote invloed uit op de Franse muziek van halverwege de 19e eeuw. Bijvoorbeeld door zijn betrokkenheid bij de Société nationale de musique, die in 1871 werd opgericht om de Franse klassieke muziek te stimuleren. Maar ook doordat hij qua harmonieën en vormen (de zogenoemde cyclische vorm en het kiemcelprincipe) nieuwe wegen insloeg.

Vanaf 1858 was Franck organist van de Ste.-Clotilde in Parijs, waar hij een prachtig instrument van Aristide Cavaillé-Coll ter beschikking had. Het symfonische orgeltype van Cavaillé-Coll inspireerde Franck tot het schrijven van vernieuwende symfonische muziek.

Als docent aan het conservatorium van Parijs –vanaf 1872– oefende hij als ”Père Franck” een grote invloed uit op een nieuwe generatie musici, onder wie Louis Vierne en Charles Tournemire.

Integrale

In Nederland lijkt Franck vooral met zijn orgel­oeuvre de meeste bekendheid te genieten. Een oeuvre dat niet eens zo groot is – het past op twee cd’s. Maar de interpretatie en uitvoering ervan zijn nog niet zo eenvoudig. Organisten die wel integrales van componisten als Widor en Guilmant speelden, zoals Ben van Oosten en Herman van Vliet, schrikken er (vooralsnog) voor terug om datzelfde met Franck te doen (zie ”Als Calvijn”).

In de Haarlemse Sint-Bavo­kathedraal wordt de belangstelling voor het orgeloeuvre van Franck sinds 1976 levend gehouden door middel van het Internationale César Franck Concours. Albert de Klerk en Bernard Bartelink stonden destijds aan de wieg van het driejaarlijkse orgelevenement. Tegenwoordig is dr. Ton van Eck (zie ”Een keerpunt”) artistiek adviseur. De vijftiende editie van het concours vindt plaats in mei 2017.

Intussen is Francks rol ook buiten de orgelwereld nog lang niet uitgespeeld. De jonge, veel­belovende violiste Lisa Jacobs koos er twee jaar geleden voor om de Sonate in A voor haar debuut-cd op te nemen. Ze bekent dat het stuk een van de sonates is die ze het allerliefst speelt (zie ”Bloedstollend”).


Bloedstollend

De Nederlandse violiste Lisa Jacobs (1985) maakte twee jaar geleden haar debuut-cd. Daarop speelt ze onder andere de Sonate in A van César Franck. De violiste zegt verliefd te zijn op de „bloedstollend mooie klankvelden en klankkleuren” van deze sonate.

„De beroemde vioolsonate in A-groot, die Franck in 1886 schreef, behoort tegenwoordig tot de meest geliefde en meest gespeelde sonates van het gehele oeuvre voor viool en piano. Destijds was Franck nog niet zo bekend. Toen de violist Eugène Ysaÿe zijn huwelijk aankondigde, was dat voor Franck een uitgelezen kans om zijn tot dan toe zelden gespeelde werken uitgevoerd te krijgen door een muzikaal zeer invloedrijk persoon. Dus schreef hij als huwelijks­cadeau voor Ysaÿe zijn viool­sonate.

Op de ochtend van de bruiloft overhandigde Franck het stuk. De sonate werd door Ysaÿe en een gast op de huwelijksdag, 26 september 1886, haastig ingestudeerd en vervolgens vertolkt. Gelukkig voor Franck was Ysaÿe zeer onder de indruk van de sonate en nam hij het werk op in zijn concert­programma’s.

De sonate kreeg zijn eerste publieke uitvoering op 16 december 1886 in het Musée Moderne de Peinture in Brussel. Het was het slotstuk van een lang recital, dat om 15.00 uur begon. Tegen de tijd dat Francks sonate aan de beurt was, schemerde het inmiddels, maar de eigenaar van de galerij verbood het gebruik van enige vorm van kunstmatige verlichting. Daardoor was het niet meer dan logisch dat de sonate zou worden geschrapt. Echter, Ysaÿe en zijn pianiste hielden voet bij stuk en speelden de laatste drie delen in volledige duisternis.

Ysaÿe bleef de sonate gedurende de rest van zijn leven spelen en mede dankzij zijn inspanningen verwierf Franck in de laatste jaren van zijn leven langzaamaan de publieke erkenning als een van de belangrijkste componisten van Frankrijk.

Het heeft lang geduurd voor ik het waagde de sonate van Franck te spelen. Immers, deze wordt al zo vaak uitgevoerd. Wat zou ik daaraan kunnen toevoegen? Totdat ik samen met mijn pianiste, Ksenia Kouzmenko, op verzoek van een programmeur in dit werk dook en we beiden verliefd werden op zijn bloedstollend mooie klankvelden en klankkleuren en het ‘totaalgevoel’ dat je krijgt als je deze sonate speelt. Niet alleen als toehoorder ervaar je het stuk als één ademtocht, ook als musicus ben je vanaf de eerste noot dertig minuten non-stop bezig met een bloedstollend mooie tocht vol prachtige kleuren en melodieën. Inmiddels is het een van de sonates die ik het allerliefst speel. En altijd in combinatie met een vioolstuk van degene die zich sterk heeft gemaakt voor deze muziek: Eugène Ysaÿe.”


Een keerpunt

Dr. Ton van Eck, titulair-organist van de Kathedrale Basiliek Sint-Bavo in Haarlem, is artistiek adviseur van het Internationale César Franck Concours. Zelf behoorde Van Eck driemaal tot de prijs­winnaars, in 1982 werd hij eerste. Het driejaarlijkse concours staat in het teken van de uitvoering en interpretatie van de orgel­muziek van Franck. Volgens Van Eck zorgde de componist destijds voor een keerpunt in de geschiedenis van het orgelspel.

„De toehoorders van het concert dat César Franck op 13 juli 1856 in het atelier van Cavaillé-Coll gaf op het orgel dat nu in de kathedraal van Luçon prijkt, zullen zich niet hebben gerealiseerd dat zij getuige waren van een keerpunt in de geschiedenis van het orgelspel in Frankrijk en zelfs daarbuiten. Bij de uitvoering van de eerste versie van de Fantaisie en Ut maakte voor het eerst in de geschiedenis een componist intensief en optimaal gebruik van de mogelijkheden die het door Cavaillé-Coll geschapen symfonische orgeltype bood.

Hoe nauw die aansluiting tussen compositie en instrument was, weten we dankzij de minutieuze wijze waarop Franck in het manuscript aantekende welke combinatietreden (”pédales de combinaison”) en welke registers op bepaalde momenten in- en uitgeschakeld moesten worden, en wanneer de twee expressiekasten die het instrument bezat geopend of gesloten moesten worden. Van de vele mogelijkheden die het instrument bood, maakte Franck als eerste componist royaal gebruik.

Daarmee legde de componist de grondslag voor de wijze waarop componisten voor orgel zouden gaan schrijven. Organisten en componisten uit de Franse school konden daarop voortbouwen, en die traditie zet zich tot op de dag van vandaag voort. Daarbij schiep Franck met zijn ”Pièce symphonique”, het ”Prière”, de ”Pièce héroïque” en de ”Trois chorals” ook nieuwe vormen.

De interpretatie van Francks composities blijft moeilijk. Er valt nog steeds veel in te ontdekken. In de Haarlemse Bavokathedraal hopen we daaraan met het Internationale César Franck Concours een bijdrage te blijven leveren.”


Als Calvijn

Organist Herman van Vliet (1941) uit Amersfoort heeft in zijn jarenlange concertpraktijk wel Franck gespeeld, maar te weinig, zegt hij nu.

„Franck heeft al die jaren niet de rol gekregen die hem toekomt gezien het oeuvre dat hij geschreven heeft. Wel heb ik in 1990, bij mijn aantreden als organist van de Joriskerk in Amersfoort, al zijn orgelwerken gespeeld. Dat was vanwege zijn honderdste sterfdag. Een hele klus om dat op het Naber­orgel te realiseren. Je mist met name de tongwerken.

Als je in Frankrijk op een Cavaillé-Collorgel zit, is het eenvoudig: je trekt gewoon open wat Franck voorschrijft. Op onze orgels moet je altijd een enorme vertaalslag maken om die muziek adequaat en stilistisch verantwoord te spelen. Heel anders dan bij muziek van Bach of Mendelssohn: daar is het snel helder qua registraties.

Francks muziek is diep, introvert en gevoelig. Ze vraagt van de speler veel studie. En een bepaalde rust en sereniteit. Bovendien zijn de stukken qua interpretatie niet gemakkelijk te spelen. Ook de luisteraar moet voor deze muziek ingewonnen worden, ontvankelijk gemaakt worden. Het zijn vaak lange stukken: daar moet je de tijd voor nemen. Bij Franck vormden zijn persoon en muziek een eenheid: hij was zelf introvert en mystiek. Misschien zijn wij daar wat te Germaans voor.

Francks muziek is heel anders dan bijvoorbeeld die van Guilmant. Guilmant zou je kunnen vergelijken met Luther: die sprak direct het volk aan. Franck is meer als Calvijn: niet zozeer voor het volk, maar voor de hogere sferen.

Voor het idee om Franck integraal op te nemen, ben ik altijd teruggeschrokken. Ik ervaar een huiver om dat vast te leggen. Het is altijd een momentopname. Later sta je er toch weer anders tegenover. Bovendien is het de vraag wat je toevoegt aan wat er al is. Heel mooi vind ik de integrale door de Franse organist Louis Robilliard. En die van de Française Jeanne Demessieux: zij speelde alles van Franck eind jaren 50 in de Made­leine in Parijs in één week in, terwijl het snikheet was die zomer. Het was bijna niet te doen.

Eigenlijk zijn alle orgelwerken van Franck van eenzelfde niveau. Alleen de Final opus 21 niet. Dat stuk droeg hij op aan Lefébure-Wély. Het is niet echt een Franckstuk. Het Prière in cis-klein vind ik het mooist. Het tijdloze en wereldvreemde van dat stuk: het gaat maar door. Heel bijzonder.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer