Cultuur & boeken

Ondernemers op oorlogspad

Het kabinet heeft Shell toestemming gegeven de Krim te bezetten om de exploitatie van olie- en gasvoorraden in de Zwarte Zee door Rusland onmogelijk te maken.

Kees de Groot

27 November 2015 07:12Gewijzigd op 15 November 2020 23:39
Gravure van de verovering door de VOC van de Portugese vesting op het strategisch voor Noord-Ceylon gelegen eiland Manar in 1658. beeld Koninklijke Bibliotheek Den Haag
Gravure van de verovering door de VOC van de Portugese vesting op het strategisch voor Noord-Ceylon gelegen eiland Manar in 1658. beeld Koninklijke Bibliotheek Den Haag

Iedere lezer zou toch raar opkijken als dit vandaag ergens voor in deze krant had gestaan: een particulier bedrijf dat in opdracht van de staat een ander land aanvalt. Begin zeventiende eeuw –zo blijkt het boek ”Oorlogen overzee”– gebeurde in ons land echter precies hetzelfde: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden schakelde particuliere ondernemers in om militaire expedities uit te rusten voor de strijd tegen Spanje en Portugal in Azië en in het gebied rond de Atlantische Oceaan, in ruil voor een deel van de buit en voor handelsvoordelen.

Waarom deed de jonge Republiek dat? Eind zestiende eeuw haperde de handel in tropische producten door embargo’s van de Spaanse koning Filips II. Hollandse en Zeeuwse kooplieden besloten daarop die producten dan maar zelf te gaan halen uit Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Ze richtten daartoe compagnieën op. Al snel daalden echter de winstmarges van die ondernemingen en kwam hun wereldwijde expansie onder druk te staan.

De staat greep daarop in en richtte in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op, in 1621 gevolgd door de West-Indische Compagnie (WIC). De eerdergenoemde compagnieën moesten daarin opgaan.

Met die privaat gefinancierde, particuliere ondernemingen wilde de Republiek de druk op het Europese front tijdens het begin van de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje verminderen. Spanje en zijn bondgenoot Portugal beheersten toen de wereldwijde handel en hadden uitgebreide bezittingen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika.

Zilvervloot

Door de beide Iberische volken ook buiten Europa economisch en militair te bestrijden, werden die vijanden ín Europa verzwakt. Aanvallen op Spaanse en Portugese koloniën en scheepvaartverbindingen zouden ze namelijk beroven van belangrijke inkomstenbronnen waarmee Filips II de oorlog tegen de Republiek financierde. De verovering van een zilvervloot door Piet Hein in 1628 is daarvan het bekendste voorbeeld.

De Republiek was (net als de meeste andere Europese landen) tot die buiten-Europese strijd eind zestiende, begin zeventiende eeuw zelf nog niet in staat. Ze had de handen vol aan de verdediging van het eigen grondgebied. Bovendien genoot de overheid weinig belastinginkomsten, waardoor ze slechts beperkt militairen kon inzetten. Daarbij komt dat publiek en privaat tot in de negentiende eeuw sterk op elkaar waren aangewezen en lastig van elkaar te scheiden.

Om Spanje en Portugal buiten Europa te bevechten, deed de Republiek dus een beroep op particuliere ondernemers. Nederland liep daarin voorop. De Staten-Generaal steunden de kooplieden van de VOC en de WIC met belastingvrijstellingen en met de financiering van de wapens op schepen.

Beide compagnieën kregen van de overheid het recht om in haar naam een legermacht en een vloot te onderhouden, overzee oorlogen te voeren, gebieden te veroveren en daarover soevereiniteit uit te oefenen.

Pech

De VOC bleek bijzonder succesvol. De compagnie was van circa 1640 tot 1780 de sterkste Europese macht in Azië, dankzij beheersing van de zee en een goede maritieme logistiek.

De WIC daarentegen had pech. Portugal gaf namelijk prioriteit aan zijn Atlantische bezittingen. Daardoor kreeg de VOC meer ruimte in Azië, maar stuitte de WIC in Afrika en Zuid-Amerika juist op een vastberaden, goed bewapende vijand. De WIC werd al snel door oorlogsschulden geplaagd en kon daardoor nauwelijks schepen naar Brazilië sturen. Uiteindelijk zou de overheid bijna alle militaire acties van de WIC organiseren en financieren.

De VOC en de WIC zouden de Tachtigjarige Oorlog, die in 1648 eindigde, lang overleven. Aan de inzet van gewapende koopvaardijschepen kwam pas rond 1800 een einde, toen de staat het beheer en de verdediging van de koloniën in Zuid-Amerika en Nederlands-Indië op zich nam. Dat betekende het einde voor de WIC (1792) en voor de VOC (1799).

De auteurs van ”Oorlogen overzee” concluderen dat drie elementen van belang zijn geweest voor de Nederlandse militaire expansie in het tijdperk van de VOC en de WIC. In de eerste fase overmacht op zee. Daarna zorgden fortificaties ervoor dat de Nederlanders zich in de koloniën konden handhaven. Ten slotte konden ze dankzij permanente legers hun vijanden onder de duim houden.

Machtsvertoon

”Oorlogen overzee” is het tweede deel van een zesdelige serie ”Militaire Geschiedenis van Nederland”. De hoofdvraag die in het boek wordt beantwoord, is hoe Nederlanders in de zeventiende en de achttiende eeuw optraden bij de verovering en verdediging van de overzeese bezittingen in Oost en West, en wat dat militaire optreden bepaalde. Dat doen de auteurs op een uitvoerige manier.

Ze hebben dat machtsvertoon niet als een geïsoleerd fenomeen willen beschrijven. De bedoeling van de schrijvers was om tevens te laten zien hoe de overzeese inzet van leger en vloot samenhing met politieke, economische, sociale en culturele ontwikkelingen. Dat doen ze ook wel, maar die context komt beduidend minder goed uit de verf dan hun schets van het krijgsbedrijf.

”Oorlogen overzee” staat bol van de feiten en cijfers over mensen en materieel. De teksten zijn echter vooral beschrijvend. Persoonlijke verhalen van betrokken, bijvoorbeeld citaten uit (dag)boeken, ontbreken. Die hadden het boek smeuïger en nog leesbaarder gemaakt.

Mooi en functioneel zijn de vele illustraties, kaarten en tabellen. Wel jammer dat er in het boek niet één plaatje staat van onze succesvolste vlootvoogd: Michiel de Ruyter.

Een uitgebreid register van personen, plaatsnamen en oorlogen zorgt ervoor dat informatie makkelijk terug te vinden is. Een notenapparaat en een literatuurlijst completeren het boek.

Vagebonden

Elk geschiedenisboek bevat belangrijke lessen voor heden en toekomst. Zo ook ”Oorlogen overzee”. Eén ervan is dat vluchtelingen, vagebonden en gelukszoekers uit het buitenland een substantieel aandeel hebben gehad in de overzeese expansie, en daardoor mede hebben bijgedragen aan onze Gouden Eeuw. Leger en vloot van de VOC bestonden namelijk voor ongeveer 60 procent uit niet-Nederlanders. Dat biedt perspectief voor een toekomst met talloze asielzoekers uit het Midden-Oosten.

Een andere les is dat verwaarlozing van de krijgsmacht en een naïeve neutraliteitspolitiek een verliezende strategie is. Eindeloos werd er tijdens het bestaan van de WIC gedebatteerd over wie de verdediging van de koloniën in Zuid-Amerika en West-Afrika moest betalen. Kolonisten noch de Republiek wilden meer dan het minimale investeren. De Britten en de Fransen straften dat in de achttiende eeuw genadeloos af: veel Nederlandse bezittingen in het Atlantische gebied konden ze vrij eenvoudig innemen. Toen Nederland later, tijdens het Interbellum, opnieuw de defensie verwaarloosde en neutraal dacht te blijven, liep Duitsland ons land in mei 1940 binnen enkele dagen onder de voet.

Die les, dat desinvesteren in de krijgsmacht een voorbode is van onheil, lijkt in Den Haag nú wel geleerd te zijn.


Boekgegevens

Oorlogen overzee. Militair optreden door compagnie en staat buiten Europa 1595-1814, Thijs Brocades Zaalberg en Petra Groen (red.); uitg. Boom, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 8953 358 6; 499 blz.; € 45,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer