Kerk en kunst staan niet langer tegenover elkaar
In 2002 verscheen een overzicht van de Nederlandse beeldende kunst tussen 1945 en 1990 met als titel ”Kunst zonder kerk”. Nu verschijnt er een boek dat laat zien dat kerk en kunst wel goed kunnen samengaan.
Dat kerk en kunst elkaar niet (langer) bijten, schrijft Joost de Wal, die niet alleen dat boek in 2002 samenstelde, maar nu ook een boek redigeerde over beeldende kunst in kerken. Na 1990 is er iets ingrijpend veranderd, zegt hij. Want terwijl grote naoorlogse Nederlandse kunstenaars vroeger niets van kerk en religie moesten weten, staan hun hedendaagse kunstbroeders nu bij wijze van spreken in de rij om iets moois voor een kerk te maken. Gebrandschilderde ramen? Vraag toppers als Marc Mulders, Jan Dibbets of Annemiek Punt.
Vanwaar die verandering? De Wal ziet twee belangrijke oorzaken. Allereerst een andere houding van de kerken zelf. Er is meer interesse gekomen voor echt grote kunst, die het aanzicht van een kerk kan veranderen. Kunst die niet, zoals vroeger vaak, direct in dienst stond van de liturgie, maar die een eigen, zelfstandige plaats heeft gekregen. Kijk maar eens naar het enorme wandtapijt dat Janpeter Muilwijk voor de Nieuwe Kerk in Middelburg ontwierp.
Die belangstelling is kerkbreed, van vrijzinnig tot orthodox-gereformeerd, zelfs in nieuwe kerken van de Gereformeerde Gemeenten. Wouter van Beijnum, een architect die diverse opmerkelijke kerken voor deze gemeenschap ontwierp, zegt daarover: „Het is waar dat te veel aandacht voor symboliek en kunst in de kerk de aandacht van het doel afleidt: de prediking en de sacramenten. Maar we moeten daarin niet doorslaan. Als er helemaal geen ruimte is om symboliek aan het gebouw toe te voegen, laten we wat liggen.” Hij voegde de daad bij het woord, onder meer in de opvallende gereformeerde gemeente Gouda of ‘zijn’ kerk De Ark in Urk.
Er zijn ook voorbeelden van hergebruik van oude kerkelijke kunst in nieuwe gebouwen. Zoals de bijzondere ramen van Marius de Leeuw uit 1965, die van de ene naderhand gesloten kerk naar de andere verhuisden, totdat ze nu een definitieve plek kregen in de nieuwe kapel van het Jeroen Boschziekenhuis in Den Bosch.
Minder antireligieus
Er is nog een ontwikkeling: de hedendaagse kunstenaarstop is niet zo antireligieus als zijn voorgangers uit eerdere decennia. Dat betekent niet dat ze altijd kunst maken voor kerken die nog in gebruik zijn en een meer of minder religieus karakter hebben. Want steeds meer kerken worden niet meer gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn gemaakt. Dat levert soms lege, maar prachtige ruimtes op die het decor kunnen zijn voor bijzondere, grootschalige kunst. De ruimtewerking van bijvoorbeeld de lege Bergkerk in Deventer, met zijn hoogopgaande, gotische lijnen, vraagt om een zorgvuldige invulling.
Murmureren
Het boek valt uiteen in twee delen, geschreven woord en katernen met afbeeldingen. Die waardevolle ”beeldessays” zijn steeds de begrenzingen van bij elkaar horende groepen hoofdstukken. De teksten zijn verdeeld in vier groepen, a. achtergronden (met artikelen van Frank Bosman en Joost de Wal), b. bruggenbouwers (met informatie over personen en instanties die kerkelijke kunst bevorderen of dat in het verleden hebben gedaan), c. kunstenaarsgesprekken (met Jan Dibbets, MMC Schobbe, Tinkebell en Janpeter Muilwijk) en d. kunst (waarin de diverse genres, zoals kerkramen, schilderkunst, maar ook videokunst en performance de revue passeren).
Door de opzet is het boek erg informatief, maar ook wat verbrokkeld. Triest is het verhaal van dominee Henk Abma, die tussen 1976 en 2000 als predikant van de hervormde gemeente van Kortenhoef veel tentoonstellingen organiseerde in het Oude Kerkje daar. Abma moest na bijna 25 jaar opstappen en woont sinds die tijd in Frankrijk. Was hij zijn tijd vooruit, of trad hij te eigengereid op? Een antwoord kan niet worden gegeven als hij alleen aan het woord wordt gelaten.
Interessant is dat kerken die veel bezoekers trekken, zoals de Oude Kerk in Amsterdam en de Utrechtse Domkerk, ook gebruikt kunnen worden als decor voor kunst. Meestal met een religieuze link, zoals de tuin die deze zomer op het dak van de Oude Kerk was aangebracht.
PopUpkerk
Interessant zijn de interviews met kunstenaars. Zoals Jan Dibbets, die tot zijn verrassing eind jaren tachtig werd gevraagd om ramen te ontwerpen voor de kathedraal van Blois in Frankrijk. Het was voor de ongelovige kunstenaar het startschot voor een hele reeks opdrachten, ook van Nederlandse kerken. Of Katinka Simonse, beter bekend als Tinkebell. Zij werd bekend door controversiële projecten rond dierenwelzijn, maar ook over mensenrechten, vooral in arme landen. Ze vertelt over de ”Preek van de Leek” die ze in de Amsterdamse Singelkerk heeft gehouden. Ook de andere activiteit die ze in het boek noemt, ”Save the Identities”, is een voorbeeld van performance, een kunstvorm die in kerkelijke kunst overigens nauwelijks voorkomt. Tinkebell zegt zelf niet gelovig te zijn, maar ze „wil wel in God geloven.” Dat bracht haar uiteindelijk bij de PopUpkerk van Rikko Voorberg, waar ze nu geregeld bijeenkomsten van de ”van alles-groep” bijwoont. Ze vindt de kerk vooral belangrijk omdat die zich inzet voor de allerzwaksten, zoals uitgeprocedeerde vluchtelingen.
Boekgegevens
Hedendaagse kunst in Nederlandse kerken 1990-2015. Van Jan Dibbets tot Tinkebell, Joost de Wal (red.); uitg. Lecturis, Eindhoven, 2015; ISBN 978 94 6226 112 9; 208 blz.; € 29,50.