Database helpt bij vertaling van Bijbel
HAARLEM. Hoe vertaal je de Bijbel, en hoe maak je daarbij goed gebruik van de computer? Die vraag staat vrijdag centraal op een studiemiddag van het Nederlands Bijbelgenootschap, de Protestantse Theologische Universiteit en de vertaalgemeenschap Societas Hebraica Amstelodamensis (SHA) in Haarlem.
Vanuit de grondtekst een Bijbel vertalen is een enorme klus. Vertalen met behulp van een computer is daarbij onmisbaar geworden, zegt Reinoud Oosting. Hij is Bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap en onderzoeker Oude Testament bij het Eep Talstra Centre for Bible and Computer aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. De database, eind jaren zeventig opgezet door oudtestamenticus Eep Talstra, bevat taalkundige informatie over het oude Hebreeuws.
Wie weleens een tekst heeft vertaald met behulp van Google Translate, kent de soms onbegrijpelijke teksten die daaruit kunnen rollen. Maar de database van het Eep Talstra Centre is van een heel ander kaliber. „Er zitten niet alleen woorden in die database, maar ook woordgroepen, informatie over woordvolgorde en zinsbouw”, legt Oosting uit.
Qumran
Ook voor de grammatica is de database onmisbaar. „Op woordniveau is de kennis er wel; we kijken daarvoor bijvoorbeeld ook naar verwante semitische talen. Over de zinsbouw is echter maar weinig bekend. De volgorde van de woorden en de verbinding tussen zinnen is van belang voor het vertalen. Om goed te kunnen vertalen, moet je teksten vergelijken, het Oude Testament helemaal doorzoeken op bepaalde werkwoordsvormen bijvoorbeeld. Dat handmatig doen, kost veel tijd en daarvoor is de computer juist heel geschikt.”
Onderzoekers begonnen eind jaren zeventig via het computerprogramma met het analyseren van losse woorden die in de Hebreeuwse tekst voorkomen. Daarna kwamen de woordgroepen en toen de informatie over zinsbouw. De boeken van het Oude Testament zijn inmiddels helemaal geanalyseerd. Nu worden de teksten uit Qumran vergeleken. De teksten die uit de Qumrangemeenschap zelf komen, zijn van een modernere variant van het Hebreeuws dan de teksten uit de Bijbel. Ook dat verschaft weer nieuwe inzichten in de ontwikkeling van het Hebreeuws, en dat helpt bij het vertalen nu.
Professioneel vertalen gebeurt niet meer zonder de computer, zegt Oosting. „Onlangs werd er een Drentse vertaling van het boek Genesis gepresenteerd. Die is handmatig vertaald en er is zeven jaar aan gewerkt. Maar dat is toch meer een hobby, al heeft het zijn eigen charme natuurlijk.”
Navertellen
Hoogleraar algemene taalwetenschap en Bijbelvertalen Lourens de Vries gaat op de studiemiddag in op idiolect vertalen. „Dat is vertalen in de traditie van de Amsterdamse school”, zegt Oosting. „Martin Buber vertaalde ook op die manier. Deze vertalers willen het eigene van de Hebreeuwse tekst zo veel mogelijk behouden en de verbanden laten zien die in de oorspronkelijke tekst zitten. Vertalen in goedlopend Nederlands is bij de Amsterdamse school wel een vereiste. De Naardense Bijbel van ds. Pieter Oussoren is een extreme vorm van een idiolectische vertaling.”
Ook de SHA vertaalt idiolectisch. Tot nu toe vertaalde de SHA zonder gebruik te maken van de vertaalcomputer. Om het vertaalwerk een impuls te geven en sneller te laten verlopen, gaat ook de SHA met de database werken. De bedoeling is vertalingen te maken die kunnen worden voorgelezen.
Het tegenovergestelde van idiolectisch vertalen is de navertelling. Dat gebeurt bijvoorbeeld in kinderbijbels. In een navertelling kun je de volgorde van de tekst aanpassen maar ook de volgorde van de gebeurtenissen in de tekst. „De Bijbel in Gewone Taal (BGT) is een grensgeval. Die gaat in de richting van parafraseren, maar is strikt genomen een vertaling op basis van de grondtekst. Voor de leesbaarheid zijn veel zaken expliciet gemaakt, maar de BGT houdt wel de tekstvolgorde aan. Sommige Bijbelverzen zijn voor de duidelijkheid soms wel samengetrokken.”