Vrije samenleving niet zomaar een fort
Wat nu? Dat is dezer dagen dé vraag. Voor de rechts-populistische partijen in Nederland en Europa, voor de bezorgde burger en voor het kabinet. De stand van zaken na een week, waarin het eisen van radicale maatregelen botste met het prediken van kalmte en rust.
Populist blijft hameren op oude maatregelen
Wat nu? Voor de Hongaarse minister-president Orban was dat de eerste dagen na de gruwelijke aanslag in Parijs geen vraag. De Oost-Europese regeringsleider haakte gretig in op de gevoelens van angst en paniek onder burgers en gebruikte die om de omstreden plaatsing van hekken langs de Hongaars-Servische en Hongaars-Kroatische grens te verdedigen. „Wat is inhumaner? De grenzen sluiten voor illegale immigranten? Of ze open houden, waardoor de levens van onschuldige Europese burgers op het spel worden gezet?” was zijn vraag.
Ook in Polen werd een strijdbijl die al begraven leek opnieuw opgedolven, en wel door de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Waszczykowski. Hij dreigde een binnen de EU met veel pijn en moeite tot stand gekomen plan te torpederen; Italië en Griekenland ontlasten door de in die landen aangekomen vluchtelingen volgens een verplichte verdeelsleutel te spreiden binnen de EU. Polen zal niet meedoen, was zijn boodschap. Immers, „dadelijk vechten onze troepen in Syrië tegen IS, terwijl de weggevluchte Syriërs hier of elders in Europa vanaf een terras toekijken.” „Een verplichte verdeelsleutel opleggen aan alle lidstaten staat gelijk aan het exporteren van terrorisme door heel Europa”, vulde Orban aan.
In Nederland verzuchtte PVV-leider Wilders dat het kabinet nu wellicht eindelijk bereid was zijn oproep ter harte te nemen: Grenzen dicht. Daarmee lag een bekende reeks aan voorstellen weer op tafel: vluchtelingen terugsturen naar het land van herkomst, inzetten op opvang in de regio en Europa in een fort veranderen. Eerst bedoeld om het vluchtelingenprobleem in te dammen; nu zonder gêne opnieuw naar voren geschoven ter voorkoming van nieuwe terreurdaden.
Of dit pakket aan maatregelen werkt, blijft intussen zeer de vraag. Via de Middellandse Zee, via de Balkan; langs tal van routes en grensdoorgangen kunnen vluchtelingen Noordwest-Europa bereiken. Zelfs Rusland is genoemd als doorreisland.
Vluchtelingen terugsturen en uitsluitend nog opvangen in de regio is onmogelijk zonder het EU-asielrecht én het VN-Vluchtelingenverdrag ingrijpend te wijzigen. Het vergt bovendien ingewikkeld, diplomatiek overleg met Turkije en tal van Afrikaanse landen buiten de EU. Het realiseren van dergelijke plannen is dus op z’n minst een zaak van lange adem. Dat wringt behoorlijk met het ‘nú’ van de populist.
Als de Orbans en de Waszczykowski’s in de EU iets als winst kunnen incasseren, is het dat de kring van EU-landen met een duidelijk eurosceptische regering nog altijd groeit: Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Finland en Polen, in de nabije toekomst mogelijk nog aangevuld met Portugal en Kroatië. Of de door de regeringsleiders van deze landen bepleite ”ieder-voor-zichstrategie” het binnen de EU uiteindelijk zal winnen van de ”nog-meer-Europabenadering” staat ruim een week na de aanslag in Parijs nog te bezien. Eén ding is echter zeker: het voeden van de euroscepsis brengt de oplossing voor internationale veiligheidsproblemen niet dichterbij.
Burger blijft open samenleving koesteren
Wat nu? Het is ook de vraag van de bezorgde burger, al liet een snelle peiling onder het opiniepanel van het nieuws- en actualiteitenprogramma EenVandaag deze week zien dat de bezorgdheid eigenlijk verrassend binnen de perken blijft. Bijna 80 procent van de ondervraagde Nederlanders zei zich na de aanslagen nog tamelijk tot heel veilig te voelen. Het percentage dat ”veel minder veilig” aankruiste, bleef beperkt tot 16 procent, oftewel één op de zes Nederlanders. Dat beeld week nauwelijks af van dat van afgelopen januari, na de terreuraanslag op de redactie van het satirische blad Charlie Hebdo.
Let wel, tot twee keer toe liet 54 procent van de ondervraagden weten nog dit jaar een terreurdaad in Nederland te verwachten. Waarom dan toch geen massale angst of paniek? Als de deelnemers aan het onderzoek representatief zijn voor de bevolking bestaat deze voor het merendeel uit burgers die nuchter en calculerend omgaan met de terreurdreiging. Reacties zoals: „Een aanslag kun je toch niet voorkomen”, of, nog nuchterder: „Mijn woonplaats is geen interessant doelwit voor terroristen”, keerden in de voor aanvullende opmerkingen bedoelde witruimtes regelmatig terug.
Een beetje meer op je hoede zijn en verder maar gewoon doorleven; in nogal wat dagbladen introduceerden columnisten laconiek en berustend gedrag na de aanslag van 13 november als de nieuwe norm. „Tegen opgehitste jongens met een gemakkelijk verkrijgbaar geweer kunnen we ons in onze vrije samenleving nooit adequaat beschermen. We kunnen er alleen maar het beste van hopen”, schreef Frits Abrahams in NRC Handelsblad.
Afshin Ellian pleitte in Elsevier voor een Europese contraterreurorganisatie, maar tekende daar bij aan: „Wie in een land als Frankrijk 11.000 jihadisten of sympathisanten daarvan in de gaten wil houden, moet beschikken over een veelvoud aan agenten. Die zijn er niet en die komen er niet. En terecht.”
Van de aanslagen in Parijs wordt steeds gezegd dat ze verbroederend werken op de Franse burgerij, omdat deze de terreur beschouwt als een aanval op de vrije, democratische rechtsstaat die moet worden afgeslagen. Frankrijk is daar misschien minder uniek in dan gedacht. Een kabaalwake voor de door moslimextremist Mohammed B. omgebrachte Theo van Gogh op de Dam liep op 2 november 2004 eveneens uit op een massale ode aan het vrije woord. Redenen om te veronderstellen dat een bijeenkomst na een vergelijkbare gebeurtenis anno 2015 een heel ander beeld te zien zou geven, zijn er eigenlijk niet.
Overigens, op de vraag in hoeverre asielzoekers uit oorlogsgebieden zoals Syrië nog in Nederland moesten worden toegelaten antwoordde 40 procent van het EenVandaagopiniepanel: (bijna) nooit, dan wel: in de meeste gevallen niet. Dat is geen te verwaarlozen groep, en dat het vluchtelingenbeleid van het kabinet de kiezer na de aanslagen blauw-blauw laat, gaat dus niet op.
Kabinet blijft erbij: Wij doen alles wat nodig is
Wat nu? De aanslagen in Parijs plaatsen ook het kabinet voor die vraag. In de Tweede Kamer heeft premier Rutte tot nu toe steeds benadrukt dat Nederland de oplossing voor internationale vraagstukken waarmee ook ons land te maken krijgt hoofdzakelijk in Europa moet zoeken. Dat pakte redelijk goed uit; rond asielzaken legden de Europese (minister)raden de afgelopen weken een opmerkelijke besluitvaardigheid aan de dag.
De frustraties van Noord-Europese landen waaronder Nederland over de laksheid waarmee Zuid-Europese landen hun grenzen controleren nemen echter toe. Een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken bevestigde deze week dat de buitenlandministers van de Benelux, Duitsland en Oostenrijk al enige tijd broeden op de mogelijkheid van aanvullende, intensieve controles langs de grenzen van deze landen. Niet-geïdentificeerde vluchtelingen zouden daarbij worden teruggestuurd naar de Zuid-Europese landen die hen vrijelijk hadden doorgelaten, als straf voor hun nalatigheid.
Als dergelijk overleg iets tekent, is het het toenemend gevoel van machteloosheid, ook in Nederland: „We spreken veel af in Europa, maar werken doet het niet.” Een duidelijk antwoord op de ”wat nu”-vraag valt dan ook niet te verwachten. Wat vooral resteert, is de hoop dat de EU-akkoorden en -afspraken met Turkije en Afrika over het verbeteren van de opvang van vluchtelingen in de regio soelaas bieden. En dat de militaire inzet van diverse EU-landen én Rusland de macht van IS kan breken.
Redelijk gedwee en berustend toonde zich deze week de Tweede Kamer, met uitzondering van Wilders, in het debat over de aanslagen in Parijs. Snel werd afgevinkt of het kabinet op schema ligt bij de uitvoering van het anti-jihadismeactieplan dat in het najaar van 2014 werd gepresenteerd. Dat bleek het geval. Het plan moet leiden tot wetsbepalingen waarmee strafrechtelijk optreden tegen jihadisten en teruggekeerde Syriëgangers nog beter mogelijk wordt.
Onder druk van de oppositie ging er het afgelopen voorjaar al 129 miljoen euro extra naar veiligheid. Concreet betekende dat: extra mankracht voor marechaussees om strategische gebouwen beter te beveiligen, meer mankracht voor de AIVD en voor de speciale interventieteams van de politie én meer geld voor preventieprogramma’s. De laatste inhaalslag die de Tweede Kamer met de VVD voorop nog eiste, bleek het kabinet juist deze week in gang te hebben gezet: het registratie- en identificatieproces waaraan binnenkomende asielzoekers worden onderworpen is sinds deze week stevig geïntensiveerd.
Een ruime Kamermeerderheid is het kortom eens met het kabinet: ter voorkoming van terreuraanslagen doen de veiligheidsdiensten alles wat redelijkerwijs binnen hun vermogen ligt. Wel prentte PvdA-leider Samsom het nog maar eens in, alsof hij Nederland bij de les wilde houden: „De mannen die uit Molenbeek naar Parijs reden, hadden ook naar het noorden kunnen rijden. Het is een angstaanjagende gedachte, er kunnen ondanks alle inzet altijd een paar gekken aan onze aandacht zijn ontsnapt.”