Aanslagen in Parijs, maar Marianne vecht terug
Frankrijk is in oorlog. President François Hollande en premier Manuel Valls zeiden het met zoveel woorden. Maar wat betekent dat eigenlijk? En hebben ‘gewone’ Fransen ook het idee dat ze nu in een land leven dat in oorlog is?
Marianne staat fier op haar sokkel op de Place de la République in Parijs, de vrijheidstak omhoog geheven. Als nationale symbool van Frankrijk symboliseert ze de kernwaarden van de Republiek: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Ze torent hoog boven het voorbijrazende verkeer en de voetgangers. Alsof alle chaos in de stad volstrekt aan haar voorbijgaat. Alsof geen kogel haar kan raken.
Maar om haar is het de terroristen allemaal te doen, verzekerde Hollande maandag in een buitengewone vergadering van het verenigde parlement in Versailles. „Vrijdag was heel Frankrijk doelwit van de terroristen”, sprak hij. „Het Frankrijk dat houdt van het leven, van cultuur, sport en feest. Het Frankrijk zonder onderscheid in kleur, afkomst, loopbaan, godsdienst. Het Frankrijk dat de moordenaars willen doden, dat was de jeugd in al haar diversiteit.”
Het Frankrijk van de Revolutie moet dood: Marianne. Hoe onaantastbaar ze daar hoog op haar zuil ook lijkt.
En zij moet met man en macht worden beschermd. Hollande heeft daarom de noodtoestand uitgeroepen, wat onder meer inhoudt dat de politie ruime bevoegdheden krijgt om personen aan te houden of zelfs op te pakken. De president vroeg het parlement bovendien om een grondwetswijziging om het leger meer bevoegdheden te geven.
Het is oorlog, zei de president, en de strijd zal „meedogenloos” zijn. „We zullen onze vijanden vernietigen”, voegde premier Valls er daadkrachtig aan toe.
Lichtstad
Het is oorlog, maar wat houdt dat nu precies in?
Rond sommige locaties oogt Parijs nu inderdaad als een land in oorlog. In en rond metrostations lopen zwaarbewapende soldaten en agenten. Voor een belangrijk treinstation als Gare du Nord staan dag en nacht politiebusjes. Bij toeristische attracties is veel bewaking op de been, al sinds de aanslagen op Charlie Hebdo in januari.
In de Parijse voorstad Saint-Denis leek het woensdag ook wel oorlog, toen de politie de jacht opende op het brein van de aanvallen van vorige week. De politie verschoot 5000 kogels. Alle openbare gebouwen in de wijk, waaronder scholen, bleven dicht. Het openbaar vervoer lag plat.
Tegelijk lijken veel ‘gewone’ Parijzenaren niet het idee te hebben dat ze sinds vrijdag leven in een land dat in oorlog is.
„Nee, niet echt”, zegt de 16-jarige Manon Robert, met een lichte glimlach. Ze is met twee medescholieren naar de Place de la République gekomen om respect te tonen voor de slachtoffers van de aanslagen. Ze hebben elkaar aan de voet van het monument met Marianne net even kort omhelsd.
„Ik krijg dat idee wel als ik naar de televisie kijk, maar niet als ik gewoon op straat loop”, zegt ze. „Het gaat denk ik vooral om een religieuze oorlog. Dat is toch iets anders dan een oorlog tussen landen.”
Vriendin Maël Corbineau, ook 16, knikt. „Het is een oorlog tegen IS en het terrorisme.” Of ze bang zijn? „Ja”, knikt Manon. „Deze aanslagen troffen gewone jonge mensen, vlak bij ons.” „Je weet nooit wanneer er weer zoiets gebeurt”, voegt Maël eraan toe.
Een wat oudere Fransman, die zich Abidi noemt, heeft van angstgevoelens voor nieuwe aanslagen intussen „totaal” geen last. Hij kijkt haast verbaasd bij de vraag. Een oorlog? Hij snuift. „Een politieke oorlog, díé woedt er. Extreem rechts is in opkomst, en die tendens wordt alleen maar versterkt door aanslagen als deze. Daar word ik heel somber van.”
De Franse regering moet zich volgens hem niet mee laten voeren in een „islamofobische houding, die de samenleving uiteendrijft.” Hij gelooft bovendien niet in het eindeloos opvoeren van veiligheidsmaatregelen. „Dit is de lichtstad, de stad van de cultuur, dat is onze identiteit”, zegt hij. „Dat licht gaan we toch niet doven door ons te verschuilen in onze holen en alles te barricaderen? We hebben het recht niet om dat te doen, juist tegenover onze kinderen. We hebben het récht niet.”
Cheir Ronare stapt even van zijn fiets om de herdenkingsplek op de Place de la République in zich op te nemen. „Ik kom uit Mali”, vertelt hij. Sinds vijf jaar woont hij in Parijs, in de multiculturele wijk Belleville. „In Mali is er oorlog. Maar de situatie is daar anders dan hier. Het is in Mali veel gevaarlijker.”
Met de islam hebben de aanslagen wat hem betreft overigens niets te maken. „Het zijn terroristen die dit soort dingen doen. Ik vind het jammer als Fransen nu denken dat ze in oorlog zijn met de islam.” Hij knikt, en loopt een rondje over het plein.
In een van de straten die op de Place de la République uitkomen, staat een lange rij politiebusjes. Voor het geval dat het zomaar weer oorlog lijkt.
Dilemma’s
Scholiere Manon heeft natuurlijk gelijk: deze oorlog onttrekt zich aan het klassieke beeld ervan als een conflict tussen twee landen. De retoriek rond de ‘oorlog’ is bovendien verwarrend. Hollande sprak bijvoorbeeld ook van Fransen die Fransen hebben gedood. Maar is het dan (ook) een burgeroorlog?
De Franse kranten staan vol met dit soort vragen, maar iedereen lijkt het er wel over eens dat Frankrijk niet kan gaan zitten toekijken tot een volgende aanslag. De inzet van de strijd is bovendien ook helder, zowel van de kant van de terroristen als van de kant van Frankrijk.
Toen de terroristen theater Bataclan binnenkwamen, riepen ze: „Dit is voor wat jullie in Syrië en Irak hebben gedaan.” Later legden ze aan een groep gegijzelde concertbezoekers nogmaals het doel van de aanslag uit. „Ze hebben hun preek gehouden, waarom zij hier waren”, vertelde overlevende Sébastien tegenover de Franse zender RTL. „Dat het vanwege de bombardementen op Syrië was. Ze vroegen of wij het met hen eens waren.”
De terroristen willen dus dat Frankrijk stopt met bombardementen in Syrië. De reactie van Frankrijk: we schroeven die nog op, met als doel de vernietiging van IS.
Dat gaan we niet alleen doen, maakte president Hollande in zijn toespraak tot het parlement al direct duidelijk. Hij somde op hoe IS sinds begin dit jaar heeft toegeslagen in landen als Denemarken, Tunesië, Egypte, Libanon, Koewit, Saudi-Arabië, Turkije en Libië. „Daarom gaat de noodzaak om Daesh (IS, MW) te vernietigen de hele internationale gemeenschap aan.”
Tegelijk liet Frankrijk al snel merken dat het de oorlogsretoriek serieus neemt door de bombardementen op IS-bolwerk Raqqa op te voeren. Op eigen bodem wordt bovendien intensief jacht gemaakt op (potentiële) terroristen op eigen bodem.
Duidelijk is dat dit een oorlog van de lange adem zal zijn, waarbij de binnenlandse veiligheid voor nieuwe dilemma’s plaatst. Want, merkte onder meer de linkse Franse krant Libération voorzichtig op, ligt de republikeinse waarde van vrijheid nu niet onder vuur door al die noodmaatregelen die Hollande heeft genomen? Met andere woorden: ondergraaf je met de verdediging van Marianne nu niet juist een van de waarden waar ze op steunt? En kukelt ze straks alsnog van haar sokkel af?
Leven
Het is een strijd van veel hoofdbrekens die Frankrijk nu moet voeren, maar Hollande gaf monter aan dat Frankrijk over nog wel geduchtere vijanden heeft gezegevierd. „De terreur zal de Republiek niet vernietigen, de Republiek zal de terreur vernietigen”, verzekerde hij.
„We moeten leren leven met bedreiging”, schreef de Franse krant La Croix „Het belangrijke woord hier is niet ”bedreiging”, maar ”leven”. Wij moeten niet ophouden met leven. Wij moeten niet ophouden met handelen, ondernemen, blij zijn, liefhebben. Dat zal onze vorm van verzet zijn tegen de barbarij van de islamistische terroristen.”
Daarom riepen veel Fransen elkaar dit weekend ook met de hashtag #jesuisenterrasse op om wat te gaan drinken of eten op een terras. Om te laten zien dat ze zich niet bang laten maken door terreur. In de Parijse kerken kwamen zondag mensen gewoon bij elkaar, baden en gebruikten samen de maaltijd.
Ook dat soort dingen zijn deel van deze oorlog, en misschien nog wel de belangrijkste.
Duidelijkheid, eenheid, vastberadenheid
De Franse politicoloog Dominique Moïsi schreef deze week in de Franse krant L’Echo dat er drie dingen nodig zijn in de oorlog tegen IS en terreur: duidelijkheid, eenheid en vastberadenheid.
Allereerst dus duidelijkheid, want je moet weten tegen wie je vecht. Het Westen moet bijvoorbeeld helder hebben wat de strategie van de vijand is. Daar vallen volgens Moïsi inmiddels wel conclusies over te trekken: IS hanteert een strategie van terreur, met als adagium: „Als jullie ons aanvallen, vallen wij jullie aan.” Daarbij geldt: hoe verder IS zich teruggedrongen voelt in Syrië en Irak, des te meer zullen ze zich op het wereldtoneel roeren.
Wie daaraan toegeeft, heeft de strijd verloren. Het enige antwoord van het Westen moet daarom wel het verslaan van IS in Irak en Syrië zijn. En daar is eenheid voor nodig, allereerst in Frankrijk zelf. Politieke spelletjes mogen geen rol meer spelen, benadrukt Moïsi. Maar daarnaast moeten ook op Europees en mondiaal niveau de gelederen gesloten worden. Concreet: landen als Turkije, Iran, Rusland en de VS moeten de neuzen dezelfde kant op zien te krijgen. De gezamenlijke vijand is nu belangrijker dan de onderlinge verschillen.
Het derde wat Moïsi noemt: vastberadenheid. Allereerst in de strijd tegen IS, maar zeker ook ten opzichte van de westerse waarden. „IS is uit op een conflict tussen de islamitische wereld en het Westen. Trap niet in die val!” waarschuwt de gerenommeerde politicoloog. „Laat IS zien dat onze liefde om te leven groter is dan hun liefde voor de dood.”