Binnenland

Nazaten eerste volksvertegenwoordigers bijeen

DEN HAAG. Mr. Rutger Jan Schimmelpenninck glimlacht. Hier in deze zaal zat ooit zijn gelijknamige voorvader en hij schreef aan zijn vrouw dat hij de ellenlange vergaderingen –tot in het weekend toe– beu was. Ondertussen legden al die „deliberatiën” wel de grondslag voor de huidige parlementaire democratie.

L. Vogelaar
21 November 2015 18:30Gewijzigd op 15 November 2020 23:31
beeld Rijksmuseum
beeld Rijksmuseum

Mr. Rutger Jan Schimmelpenninck, senior dan wel, maakte deel uit van de Nationale Vergadering die op 1 maart 1796 haar eerste bijeenkomst hield in de balzaal aan het Binnenhof. In die ruimte werd gisteren een ontmoetingsmiddag gehouden voor nazaten van die allereerste volksvertegenwoordigers. Van 1815 tot 1992 was het de vergaderzaal van de Tweede Kamer.

Bij al het herdenkingsgeweld rond 200 jaar Koninkrijk raakt de Bataafse periode die eraan voorafging nogal in de verdrukking, vindt het Media Fonds 1800, dat vorig jaar is opgericht om geld te werven voor mediaprojecten die de belangrijke beginperiode van de moderne Nederlandse democratische rechtsstaat voor het voetlicht halen.

Want dát waren de jaren van de Bataafse Republiek. Toen werd Nederland een eenheidsstaat, kwam de scheiding van kerk en staat tot stand, werden de rechten van de mens op papier gezet en kwamen er een grondwet en een democratisch gekozen volksvertegenwoordiging. Veel van wat er in die eerste jaren na de komst van de Fransen werd bedacht, is na hun vertrek in 1813 onverkort overgenomen in het Koninkrijk der Nederlanden dat toen tot stand kwam. Nederland heeft heel veel te danken aan die ver­geten periode, stelt het mediafonds.

Modern parlement

Het eerste parlement was ongekend modern. Publiek en pers waren welkom op de tribune. Via een uitvoerig ”dagverhaal” werd een verslag van de beraadslagingen onder het volk verspreid. Die openheid was een novum.

Vrouwen konden niet verkozen worden, maar mochten wel 
gaan stemmen, iets wat in de 
120 jaar daarna overigens weer niet het geval was. Er was ook geen censuskiesrecht, dat alleen de rijkeren de gelegenheid bood te gaan stemmen –zoals daarna in de 19e eeuw–, maar iedereen mocht meedoen, behalve degenen dan die van de bedeling leefden.

En zo kwam de eerste Nationale Vergadering in 1796 bijeen, de tweede in 1797, de derde in 1798, nadat tussendoor nog even twee staatsgrepen waren gepleegd. En een volgende staatsgreep maakte er in 1801 een eind aan.

Tentoonstelling

Intrigerend –zegt Kamervoorzitter Van Miltenburg in haar openingswoord– is dat het voorzitterschap om de twee weken rouleerde. „In de veelheid aan geschiedenis lijkt de Bataafse Republiek soms wat in de verdrukking te zitten”, constateert ze. In het Kamer­gebouw is er bar weinig wat aan die periode herinnert. Wat Van Miltenburg betreft komt er een permanente tentoonstelling over de geschiedenis van de Tweede Kamer. En die geschiedenis begon niet in 1815, dat blijkt alleen al uit het feit dat de Kamer de Oude Zaal gistermiddag kosteloos ter beschikking stelde voor de nazaten­dag.

Volgens historicus prof. dr. 
N. C. F. van Sas is er reden om het beeld van de geschiedenis bij te stellen. Het jaar 1795 is te veel gezien als het begin van de Franse bezetting. De Fransen waren er wel –ze waren als bevrijders ingehaald–, maar begonnen zich pas later als bezetters te gedragen.

De patriotten van toen kun je ook niet als een soort NSB’ers beschouwen, net zomin als Napo­leon met Hitler vergelijkbaar was, vindt Van Sas. De patriotten waren volgens hem niet anders dan het meest hervormings­gezinde deel van de bevolking. En –merkt hij fijntjes op– koning Willem I omringde zich later meer met vroegere patriotten dan met orangisten die aan de kant van zijn vader, stadhouder Willem V, hadden gestaan. Dat kon, want na 1813 was vergeven en vergeten het parool, en de oude en de nieuwe elite –die uit het tijdperk van de stadhouders en degenen die onder het Franse bewind de toon aangaven– waren naar elkaar toegegroeid.

Kaneelbus

Patriotten, daaruit bestond die eerste Nationale Vergadering voornamelijk. Het was een bont gezelschap van juristen, geestelijken, wetenschappers en ondernemers, gereformeerd en rooms, uit alle windstreken van het land. In totaal traden ruim 300 mannen in die vijf jaar op als volksvertegen­woordigers.

Fracties waren er niet. Ieder lid kon bij ieder debat over ieder onderwerp het woord voeren. Daardoor duurde het allemaal lang. Erg lang.

Vooral juristen voerden het woord –dat waren ze vanuit hun beroep gewend–, op de voet gevolgd door gereformeerde predikanten, blijkt uit het onderzoek van dr. Joris Oddens. De rooms-katholieke leden waren doorgaans zwijgzamer, en Oddens wijt dat aan hun positie in de samenleving: de schuilkerkperiode lag nog niet lang achter hen.

Het is allemaal 215 jaar of langer geleden. Nu zijn de nazaten bijeen. „Ik behoor tot de zevende generatie na mijn naamgenoot”, zegt Coert van Bijma. In zijn ouderlijk huis was de illustere voorvader nadrukkelijk aanwezig. „Op een kaneelbus. Daarin was zijn naam gegraveerd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer