„Te weinig oog voor gezondheid in asielprocedure”
In de asielprocedure in Nederland wordt onvoldoende gekeken naar de medische toestand van asielzoekers. Als uiteindelijk blijkt dat een vluchteling ziek is, is de kwaal in de tussentijd vaak verergerd.
Dat concludeert de commissie-Smeets in haar vandaag verschenen eindrapport.
De commissie werd in 2001 geïnstalleerd na de komst van twintig Armeense nierpatiënten die een beroep deden op de toch al schaarse dialysevoorzieningen in Nederland. Dat was volgens de commissie een incident.
Asielzoekers die in Nederland ziek zijn geworden of bij wie de ziekte is verergerd onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering, moeten niet kunnen worden uitgezet, vindt de commissie. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om mensen met psychische problemen als gevolg van de procedure.
Ook als verwacht wordt dat uitzetting zal leiden tot ernstige verslechtering van de gezondheid van een vreemdeling, moet die in Nederland kunnen blijven, meent de commissie.
Het kabinet hoeft overigens niet bang te zijn dat de goede gezondheidszorg in Nederland een aanzuigende werking heeft op vreemdelingen. Die maken namelijk niet bijzonder veel gebruik van medische voorzieningen, blijkt uit het onderzoek. Het aantal Nederlanders dat een beroep doet op gezondheidszorg in andere landen is vermoedelijk een veelvoud van het aantal patiënten dat om diezelfde redenen naar Nederland komt.
Volgens de commissie zijn er nauwelijks vreemdelingen die onder valse voorwendselen een beroep doen op de mogelijkheden om op medische gronden toegang tot Nederland te krijgen. Van degenen die van deze regelingen gebruik willen maken, krijgt maar een klein deel ook een verblijfsvergunning. Tussen 1999 en 2002 hebben 1808 asielzoekers een verblijfstitel aangevraagd voor medische behandeling. Hiervan zijn er 363 verleend. De commissie verwacht dat dit gemiddelde van minder dan honderd per jaar verder zal afnemen, nu ook de toestroom van asielzoekers minder wordt.