Kamer twijfelt aan nuttige besteding zorggelden
Het is niet na te gaan of de 15,6 miljard euro die in de periode 1994-2002 extra naar de gezondheidszorg is gegaan om wachtlijsten te bestrijden, zinvol is besteed. De Tweede Kamer en de zorgsector zijn de schuldigen.
Dat concludeert een commissie uit de Tweede Kamer onder leiding van CDA-kamerlid Mosterd in een rapport dat donderdagmorgen is gepresenteerd. De commissie is in juni vorig jaar geïnstalleerd op verzoek van de Tweede Kamer. Naast Mosterd zitten Vietsch (CDA), Van Heteren (PvdA), Van Miltenburg (VVD) en Nawijn (LPF) in de commissie.
Volgens Mosterd is de Tweede Kamer zich bij het beschikbaar stellen van gelden onvoldoende bewust geweest van de ingewikkelde manier waarop de zorgsector in elkaar zit. De overheid heeft niet alle touwtjes in handen. Instellingen, zorgverzekeraars en toezichthouders hebben veel vrijheid bij het besteden van de middelen.
De Kamer werkte volgens de commissie ten tijde van de twee paarse kabinetten met „een te lineair begrip” van de relatie tussen geld en wachtlijstbestrijding. De illusie is gewekt dat al het extra geld voor de zorg zou worden besteed om de wachtlijsten te bestrijden. Volgens Mosterd heeft de Kamer bij de beslissingen over de extra uitgaven „onvoldoende gebruikgemaakt van bestaande, meer diepgravende analyses van de wachtlijstproblematiek en het functioneren van de zorgsector.”
De onderzoekscommissie heeft gereconstrueerd voor welke beleidsonderdelen het extra geld op landelijk niveau is toegekend. Ten minste 7,3 miljard is gebruikt voor de stijging van lonen en prijzen, 4,8 miljard voor wachtlijstreductie, 1,5 miljard voor vermindering van werkdruk en 2 miljard voor kwaliteitsverbetering.
De zorginstellingen hebben de extra gelden echter niet ingezet voor de zaken die de overheid wilde, zo staat in het rapport te lezen. De instellingen hebben de extra gelden grotendeels besteed voor hun normale bedrijfsvoering.
„Dat heeft weliswaar bijgedragen aan het verminderen en in sommige gevallen het voorkomen van wachtlijsten en verlichting van werkdruk. Echter, niet in de mate die men zou verwachten bij de hoogte van het bestede bedrag”, zo zei Mosterd vanmorgen.
De Kamer had aan de commissie gevraagd om voor alle zorginstellingen de feitelijke besteding van de extra investeringen op een rijtje te zetten. Dat is volgens Mosterd ondoenlijk omdat de middelen in de grote pot terecht zijn gekomen. Verder parlementair onderzoek naar dit punt is volgens de commissievoorzitter dan ook niet zinvol.
Mosterd adviseert wel om Algemene Rekenkamer onderzoek te laten doen naar de werking van het zogenaamde boter-bij-de-visprincipe. Dat is een nieuwe vorm van geldbesteding in de zorg, waarbij de instellingen het extra geld alleen krijgen als ze het voor dat doel besteden dat de overheid concreet aangeeft.
De commissie vindt dat de Kamer in de toekomst meer moet gaan werken met dergelijke doelgerichte en geoormerkte budgetten. De minister van Volksgezondheid moet de Kamer achteraf informeren of de gelden op een juiste wijze zijn besteed.