Het leven van een luchtpionier
Als iemand je vraagt wie het eerste vliegtuig heeft uitgevonden, denk je al snel aan de gebroeders Wright, of –als echte Hollanders– aan Anthonie Fokker. Niet velen zullen denken aan Alberto Santos-Dumont (1873-1932), een rijke Braziliaan die in Frankrijk in 1900 als eerste een rondje om de Eiffeltoren vloog.
Toch was hij in zijn tijd een beroemdheid. Over hem gaat Arthur Japins nieuwe roman ”De gevleugelde”. Alberto Santos-Dumont was zoon van een rijke Braziliaanse planter. Hij legde in zijn jeugd een enorme belangstelling aan de dag voor techniek en voor de boeken van Jules Verne, waarvan hij aanvankelijk dacht dat ze echt gebeurd waren.
Toen hij naar Parijs ging om te studeren en daar luchtballonnen zag, probeerde hij al snel er zelf een te bouwen. De erfenis van zijn vaders kapitaal zorgde ervoor dat hij nooit om geld verlegen zat. Tussen 1889 en 1909 bouwde Santos-Dumont niet minder dan twintig vliegmachines. Om eraan te kunnen werken, liet hij dicht bij Parijs een enorme hangar bouwen.
Eerst bouwde hij een soort zeppelins die motorisch werden voortbewogen. Later experimenteerde hij met vliegmachines die zwaarder waren dan lucht. In oktober 1903 vloog hij daarmee voor het eerst boven het Bois de Boulogne bij Parijs, drie maanden eerder dus dan de gebroeders Wright in de VS deden. Zeven jaar later ging Anthonie Fokker met zijn Spin voor het eerst de lucht in.
Het levensverhaal van luchtvaartpionier Alberto Santos-Dumont vormt het uitgangspunt voor de roman van Arthur Japin. Het boek begint na het overlijden van Santos-Dumont in Brazilië, die geplaagd door depressies zelfmoord pleegde in zijn hotelkamer. Een van de redenen voor zijn depressieve toestand was het besef dat ‘zijn’ uitvinding: het vliegtuig, inmiddels werd gebruikt voor de oorlogvoering.
„Klopt het, dan valt nog te begrijpen dat mensen zoveel waarde hechten aan een hart”, is de openingszin van het boek. Vervolgens beschrijft Japin hoe dokter Haberfield het hart uit het lichaam van Santos-Dumont verwijdert, omdat hij het niet in handen wil laten vallen van de dictator die op dat moment strijdt om de macht in Brazilië.
Na deze curieuze gebeurtenis springt het verhaal terug naar de jeugd van Santos-Dumont en wordt het grotendeels chronologisch verteld. Van zijn jeugd op de plantage naar zijn studie in Parijs, waar hij zich in maar liefst vier technische studies bekwaamde. Van zijn vriendschap met Albert Chapin, die zijn hele leven als mecanicien de plannen uitvoert die Santos-Dumont verzint, tot zijn ziekelijke toestand vlak voor zijn dood.
Hoewel het verhaal heel boeiend is, lukt het me als lezer niet goed om me te vereenzelvigen met de hoofdpersoon Santos-Dumont. Misschien komt dat door zijn dandyachtige gedrag, zijn voorliefde voor breien en het feit dat Japin Santos-Dumonts veronderstelde homoseksualiteit meer dan suggereert in zijn roman. Misschien komt het ook doordat Japin als alwetende verteller te veel aanwezig is in het verhaal en de lezer uit het verhaal haalt door overdenkingen die de voortgang van het verhaal niet ten goede komen.
Het is ook niet Japins bedoeling om alleen maar de historische werkelijkheid weer te geven, al heeft hij daar wel grondig onderzoek naar verricht. In een interview met het AD zegt hij: „Het gaat me niet zozeer om zijn geschiedenis, die kun je ook wel googelen. Ik wil alleen maar weten hoe hij zich voelde.” Zo komt hij tot de gedachte dat Santos-Dumonts wens te vliegen iets van zijn eenzaamheid laat zien: hij wilde weg van de mensen om hem heen, hoeveel publiek hem dat vervolgens ook weer opleverde.
Hoewel dat natuurlijk het recht en de plicht van fictie is: meer te vertellen dan we weten, slaagt Japin er in deze roman veel minder in het verhaal zichzelf te laten vertellen dan bijvoorbeeld in zijn bestseller ”De zwarte met het witte hart”.
Boekgegevens
De gevleugelde, Arthur Japin; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 2295 3896 1; 319 blz.; € 21,99.