Ludwig Harms offerde zijn brood aan Wodan
Elke zondag een uitpuilende kerk met mensen die zingend van heinde en verre zijn gekomen. Een eigen schip laten bouwen om tal van zendelingen naar Afrika te vervoeren. Het is maar de vraag of de Duitse lutherse predikant Ludwig Harms (1808-1865) het meest gebruikt is voor het binnenland of voor het buitenland.
Voor niets of niemand was Ludwig (roepnaam Louis) Harms ooit bang geweest. En in kennis en vaardigheden hoeft de begaafde en breed ontwikkelde theologiestudent, die altijd keihard geblokt heeft, voor geen ander onder te doen. Maar als de Geest van God hem aan zijn zonden ontdekt, trilt hij als een espenblad. Zijn het dadelijke zonden die hem zo benauwen? Is het omdat hij, die als tiener zo verrukt was over die heldhaftige oude Germanen en hun goden, soms zijn boterham in een boomstronk legde, als een offer aan Wodan? Of omdat hij zo de baas speelde over zijn broers en zussen?
Ook wel. Het zondebesef gaat echter veel dieper: „Omdat ik altijd deugdzaam geleefd had, was ik zo dwaas om te denken dat ik geen zondaar was. Maar toen de Geest van God mij moordenaar noemde om mijn woede, echtbreker om mijn onreine gedachten en dief om mijn afgunst, werd mijn arme hart verscheurd door berouw.” Er breekt licht door in de hevige zielenstrijd van Ludwig Harms als hij op zekere avond de tekst uit Joh. 17:3 leest alsof hij die voor het eerst onder ogen krijgt: „En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God; en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt.”
Geen beroep
Omdat hij bekendstaat als iemand „van de piëtistische richting”, duurt het vele jaren voordat Harms een beroep krijgt. Heel lang is hij huisleraar bij twee welgestelde families; hij bezoekt zieken en gevangenen en vervult af en toe preekbeurten voor andere predikanten. Deze oefening in geduld en ootmoed is echter van positieve betekenis voor het geestelijk leven van Harms. Vanaf 1844 is hij hulpprediker bij zijn vader Christian Harms in Hermannsburg. Het is ook onder de prediking van zijn zoon dat vader Harms, een hardwerkend en serieus maar onwedergeboren predikant, tot bekering komt. Pas na vijf jaar volgt Ludwig zijn inmiddels overleden vader op.
God geeft onder Ludwigs prediking een opwekking, niet de enige in die tijd. Maar de opwekking onder Ludwig Harms is „in kracht en omvang vóór noch na hem in Noord-Duitsland ooit geëvenaard”, schrijft een biograaf: deze preken vormen een wereld van verschil met de serieuze maar dode prediking die ze gewend waren. „Het lijkt wel of de Heilige Geest achter hem staat en het hem allemaal ingiet”, zeggen een paar boeren in het plat-Duits. Mensen hebben er uren lopen over de Lüneburger Heide voor over om onder zijn gehoor te komen. De Hamburgse koopman Nagel deelt zelfs treinkaartjes uit om stadsgenoten die Harms nog nooit gehoord hebben, naar Hermannsburg te laten reizen.
Herbergen moeten sluiten omdat ze op zondag geen klanten meer krijgen, advocaten raken brodeloos omdat mensen wakker liggen van andere dingen dan hun rechten. Tientallen samenwonende stellen laten zich alsnog in de echt verbinden. Maar het blijft niet bij het breken met uiterlijke zonden. Mensen gaan zich ernstig bezorgd maken om hun zielenheil en willen niet getroost worden voordat ze de zekerheid van het heil kennen. Dat blijkt wel uit het verloop van de zondagen: tussen de uren durende ochtenddienst, altijd met bediening van het heilig avondmaal, en de avonddienst, en ook na die avonddiensten, komen grote groepen mensen van allerlei leeftijden naar zijn woonkamer, later zelfs naar de deel van het huis, om hun vragen te stellen en meer te horen over de weg der zaligheid.
Tegenkanting
Duidelijke accenten in Harms’ prediking zijn: zeer concrete wetsprediking als middel tot zondekennis en berouw; zaligheid door het geloof in Jezus; uit dankbaarheid en liefde de Meester volgen in een leven van heiligmaking. Al het ambtelijke werk van Harms wordt gedragen door een intens gebedsleven. Wat te verwachten was, blijft niet uit. Tijdens zijn huisleraarschap en gedurende zijn ambtsperiode worden er ruim zestig klachten over Harms ingediend bij kerkelijke en wereldlijke autoriteiten. Hij diende geen leiding te geven aan kringen van door de opwekking aangeraakte personen; zijn bezoek aan cholerapatiënten was een inbreuk op het ambtswerk van anderen; de grote toeloop naar de kerkdiensten zou gevaarlijke situaties kunnen opleveren; het zou ongepast zijn om de zonden van het kerkvolk zo duidelijk aan te wijzen; zijn prediking van zondagsheiliging en een kuis en rechtschapen leven enzovoort zou wetticisme in de hand werken… Steeds weer blijken de aanklachten ongegrond.
Zendingswerk
Al toen Harms nog huisleraar was, had Gods Geest een sterke liefde tot zending in hem gewerkt. Als hij er in zijn eigen gemeente over begint, zitten velen met hun oren te klapperen. „Zijn er dan gebieden op deze wereld waar nog heidenen zijn?” Harms wordt het niet moe om de noden van onbereikte volkeren te schetsen. Hij richt de lutherse Hermannsburger Mission op. Er komt een zendingsblad dat weldra 14.000 lezers telt. En voortaan worden er in Hermannsburg jaarlijks soms wel door 4000 mensen bezochte zendingsfeesten gehouden, die twee dagen duren: een dag van meditatie en gebed in de kerk en een dag op de hei. Ook gastsprekers en zendelingen treden hier op, en de tweede dag is er altijd een verhaal door de meesterverteller Harms – hij heeft deze gave van zijn moeder geërfd. Er wordt veel gezongen, onder begeleiding van koperblazers. Het blad en de feesten vervullen een regionale en zelfs een landelijke functie.
Na enige tijd gebeurt wat Harms zelfs niet had durven hopen: er melden zich twaalf jongens uit de streek die zich geroepen voelen tot zendingswerk. Bestaande organisaties zien geen kans hen op te leiden. Harms koopt daarom een boerderij en realiseert daarin een eigen zendingsschool. Zijn jongere broer Theodor wordt er docent. Om hun geest fris te houden doen de studenten ook klusjes en werken ze op het land. Twee overlijden er en twee treden uit. De acht overblijvende zullen worden uitgezonden naar het Zoeloegebied Natal in zuidelijk Afrika, samen met twaalf kolonisators: leken die van het zendingsgebied een goed florerende gemeenschap met christelijke uitstraling moeten maken.
Iemand rekent Harms voor dat de zending veel beter een eigen schip kan laten bouwen dan steeds dure passage op bestaande vrachtschepen boeken. En dat gebeurt. Het zendingsschip krijgt de toepasselijke naam Candace (naar Hand. 8:27) en zal tot 1875 uiteindelijk vijftien keer een gecombineerde groep van 24 zendelingen-kolonisators vervoeren, behalve naar Afrika ook naar elders. Als de Candace voor het eerst klaargemaakt wordt voor vertrek, in oktober 1853, levert heel de gemeente van Hermannsburg een bijdrage: voedsel, gereedschap, kleding, levende varkens en kippen. Iemand komt zelfs met een sparretje aandragen, want Kerst zal op zee moeten worden gevierd, en naar lutherse opvatting hoort daar een kerstboom bij.
Andere continenten
Onder de zegen van de Almachtige draagt het zendingswerk in Afrika veel vrucht. Het krijgt uitbreiding naar andere continenten. Het meeste daarvan heeft Harms echter niet meer meegemaakt. De zending heeft hem altijd bijzonder na aan het hart gelegen: „Laat het toch altijd een geloofszaak blijven en verhoedt u dat het een zaak van berekening wordt”, was zijn gebed. Het werk van de Hermannsburger Missionsanstalt wordt tegenwoordig voortgezet door ELM: het Evangelisch-Lutherische Missionswerk in Niedersachsen, met partnerkerken in Europa, Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Het hoofdkantoor, met boekhandel, uitgeverij en museum, bevindt zich in het Ludwig Harms Haus in Hermannsburg.
Geen vrijmoedigheid
Ludwig Harms, niet te verwarren met zijn oudere tijdgenoot Claus Harms, is nooit getrouwd. Zijn stiefmoeder en een zus maken van de pastorie een echt thuis. Hij overlijdt betrekkelijk jong. Ondanks zijn zwakke gezondheid heeft hij zich nooit ontzien. Met volle inzet wijdt hij zich aan prediking, uitgebreid pastoraat, pogingen tot invoering van een orthodoxere catechismus in zijn kerken, stimulering van zendingswerk en het klaarmaken voor de druk van preken en stichtelijke geschriften, zoals zijn gebundelde zendingsverhalen en een laagdrempelig psalmencommentaar. Hij, die zulke opmerkelijke gebedsverhoringen kende, heeft nooit vrijmoedigheid gehad om te bidden voor genezing van zijn kwalen. Wel bidt hij of hij tot aan zijn sterven mag blijven preken. Ook dat gebed is verhoord, want alleen de laatste zondag voor zijn dood moet hij verzuimen. De lippen van deze rechtvaardige hebben er velen gevoed.
elm-mission.net ludwig-harms-haus.de#www.ludwig-harms-haus.de}
Ludwig (Louis) Harms
1808 (5 mei): geboren in een predikantsgezin in Walsrode op de Lüneburger Heide (toen koninkrijk Westfalen), als tweede van tien kinderen
1814-1825: basisschool, gevolgd door privéonderwijs op de school van zijn vader in het naburige Hermannsburg, de nieuwe standplaats van vader Harms
1825-1827: gymnasium in Celle
1827-1830: theologiestudie universiteit Göttingen; periode van twijfel aan het Godsbestaan
1830: bekering
1830-1844: huisonderwijzer bij vooraanstaande families in Lauenburg en Lüneburg
1844: hulpprediker bij vader Christian Harms in Hermannsburg (tussen Hamburg en Hannover)
1849: bevestiging tot predikant van Hermannsburg
1849: oprichting lutherse Hermannsburger Mission
1853: Hermannsburger Mission zendt eerste acht zendelingen uit naar Afrika
1854: start zendingstijdschrift
1851: eerste zendingsfeest
1865 (14 november): overlijdt in Hermannsburg