Van Putten van Steunfonds GB: Kijk als kerkenraad niet teveel naar financiën
APELDOORN. Kerkenraden moeten niet te veel gericht zijn op het teruglopende aantal leden en andere problemen. „Zoek naar oplossingen. Wie op neergang focust, kan in een negatieve spiraal terechtkomen.”
Dat zegt B. van Putten uit Wezep, secretaris van het steunfonds van de Gereformeerde Bond (GB) in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) in het nummer van De Waarheidsvriend dat vrijdag verschijnt. De GB richtte het Steunfonds Gemeenten in 1986 op om steun te geven aan gemeenten waar de predikantsplaats dreigt te worden opgeheven of waar (net) niet genoeg financiën zijn om een predikantsplaats te stichten. Inmiddels steunt het fonds zo’n zestig gemeenten met geld en/of advies.
Een kerkenraad moet bij „teruggang” in de predikantsaanstelling „de blik verruimen”, stelt Van Putten in het officiële orgaan van de GB. „Zoek naar oplossingen om iemand (een predikant, red.) goed aan het werk te kunnen laten gaan. Als een gemeente vergrijst, zijn er kinderen en kleinkinderen met wie je misschien weer contact kunt leggen. Dat moet wel gebeuren. Je moet dus randvoorwaarden creëren, zodat een predikant daar ook tijd en gelegenheid voor krijgt”, zegt Van Putten, verwijzend naar een succesvol voorbeeld in de gemeente van Montfoort.
Stelde het fonds in het verleden regelmatig geld beschikbaar aan gemeenten met een tekort, tegenwoordig kiest het bestuur veelal voor garantstelling. Van Putten in De Waarheidsvriend: „Geld overmaken is in de praktijk niet altijd de goede oplossing. Een gemeente blijft zelf verantwoordelijk. Soms beschikt ze over spaargeld of over vastgoed, dan moet dat zo mogelijk eerst besteed worden. Na verloop van tijd zijn we meer en meer garant gaan staan en doneren we pas als een gemeente bij het afsluiten van de jaarrekening blijkt tekort te komen. Het komt ook voor dat we garant staan voor een gemeente die een predikant voor een hogere bezetting wil beroepen, maar van de PKN geen groen licht krijgt.” Het steunfonds treedt de laatste tijd meer op als adviseur dan als steunverlener.
Het gevaar dreigt dat kerkenraden in de bezinning op de teruggang in predikantsaanstellingen snel te veel naar de financiën kijken, vindt Van Putten. Soms ziet hij bij de PKN ook een erg zakelijk denken. „De landelijke kerk kijkt naar cijfers, berekent verwachtingen door. Een gemeente hoort dan: we zien dat jullie over vijf of tien jaar de predikantsplaats niet meer kunnen betalen. De gemeente mag dan voor 75 procent beroepen, terwijl er 100 procent werk is. Het risico wordt afgewenteld op de predikant. Maar met minder werken kun je verwachten dat het ten koste gaat van het kerkelijk leven, van de groei. (…) Realiseren we ons wel genoeg dat we kerk zijn, en geen bedrijf? Het gaat om de gemeenschap van Christus op aarde, die heeft een andere toekomstverwachting dan een bedrijf. Van Gods werk mogen we verwachting hebben.”
Het bestuur van het fonds bestaat per 1 januari 2016 uit ds. J. A. W. Verhoeven (Leerdam), A. Wolswinkel (Barneveld), W. A. Kaars (Reeuwijk) en H. Veldhuis (Kampen). Wolswinkel volgt Van Putten op als secretaris. Van Putten zat twaalf jaar in het bestuur.