Bondsdag Mannenbond GG: Niet somberen over de toekomst van de kerk
WOERDEN. „Bij het afnemend kerkbezoek, het verminderen van kerkelijk besef en bij kerkverlating moeten we niet wanhopig worden”, zo zei ds. W. Silfhout zaterdag in Woerden. „Dat zou in strijd zijn met de belijdenis dat God de Onveranderlijke is en doorgaat met Zijn kerkvergaderend werk. De toekomst van de kerk ligt in Zijn handen.”
De predikant van de Gereformeerde Gemeente te Capelle aan den IJssel-Middelwatering, sprak zaterdag op de 26e bondsdag van de Bond van Mannenverenigingen van de Gereformeerde Gemeenten in Woerden over ”De kerk van de toekomst”. Prof. dr. T. M. Hofman, emeritus hoogleraar aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, sprak over ”De kerk in een kantelende samenleving”.
Als het om kerkbezoek gaat zijn er volgens ds. Silfhout in de geschiedenis altijd golfbewegingen geweest. Desalniettemin maakt hij zich zorgen over het afnemend kerkbezoek en de afnemende binding aan de eigen gemeente. Teruglopend kerkbezoek is altijd de voorbode van kerkverlating, stelt hij. „De kerk een slinkende minderheid”, zei hij. „In de andere delen van de wereld groeit de kerk, terwijl het in Nederland snel bergafwaarts gaat.”
Toch is er volgens ds. Silfhout geen reden tot somberheid. Christenen werden vanouds vervolgd vanwege hun levenshouding en de laster die over hen werd rondgestrooid. In het Romeinse Rijk vielen christenen op door de manier waarop ze gestalte gaven aan het christelijk geloof en door het doen van goede werken.
Genadeverbond
Ondanks de schaduwen van zonde en oordeel mag de kerk niet lijdelijk neerzitten, stelde de Capelse predikant. Volgens hem heeft de kerk vele voorrechten die ze niet mag vergeten. „De kerk is daar waar Christus is, waar verkondigd wordt dat er genade is voor zondaren en waar men leeft onder de bediening van het genadeverbond dat verzegeld en bevestigd is in de doop.” De kerk is daar waar het bloed der verzoening van de hemel drupt op zondaarsharten. Dat onderscheidt de kerk van de wereld. „In de wereld vloeit bloed als gevolg van de zonde. In de kerk vloeit bloed tot verzoening van de zonde.”
Als voorrecht van de kerk noemde ds. Silfhout het onderwijs en de onderwijzing door Zijn Woord. Volgens hem zal het in de toekomst vaker gaan om de vraag wat die verworvenheden ons waard zijn. „Het beeld van de kerk als slinkende minderheid is somber, maar het beeld over de kerk kan niet somber zijn.” De kerk moet in leer en leven onverkort vasthouden aan Gods Woord en de gereformeerde belijdenis, stelde hij. Waar die boodschap nog wordt gehoord is volgens hem sprake van innerlijke verstarring in rechtzinnigheid en eigengerechtigheid. „De wereld sluipt ook daar de kerk binnen.”
Motief en fundament
In zijn lezing over de kerk in de kantelende samenleving belichtte prof. Hofman bijbels-theologische en kerk- en dogmahistorische elementen die tot een scherper zicht leiden op het wezen van de kerk en haar toekomst. Als theologisch, missionair motief noemde hij Psalm 87 „het fundament van de kerk dat God Zelf heeft gelegd. De kerk van de toekomst is niet meer alleen een zaak van het volk Israël, ook de heidenvolken komen in de lichtkring van het heil”, zei hij.
Volgens de emeritus ligt in de profetische belofte van Jesaja 54 het perspectief van Psalm 87 besloten. Het christologische fundament van de kerk ziet prof. Hofman liggen in Efeze 2 en 5, waar de apostel in alle toonaarden de geweldige omslag van Gods werk in Jezus Christus predikt. De kerk uit Jood en heiden rust op het fundament van het verzoeningswerk dat Jezus Christus heeft gelegd.
Prof. Hofman voerde een pleidooi voor een zinvolle omgang met de Schrift. „Dat die het leven in onze gezinnen weer gaat bepalen.” Volgens hem gaapt er vaak een kloof tussen wat we belijden en wat we in praktijk brengen. „De verborgen omgang met de Heere is van levensbelang”, aldus de emeritus hoogleraar. Verder wees hij op het gevaar het chronisch twijfelen te gaan cultiveren als het ultieme. Maakt dat bewijs van onvermogen onze jeugd jaloers op het leven met God? vroeg hij. „Wij vertrouwen de Heere niet of te weinig op Zijn Woord en komen dan met onze ja-maars.”