Open deuren in Guinee-Bissau
Toen ze voor het eerst in Foia kwam, was het dorp vol voorouderverering. Nu heeft de toverdokter er zijn macht verloren. Marianne van Helden heeft wonderen zien gebeuren in Guinee-Bissau.
Twaalf en een half jaar geleden vertrok de toenmalige groepsleerkracht uit Rijssen samen met Gerda Klaver naar het kleine Afrikaanse land. Ze waren uitgezonden door Kimon, een organisatie met veldwerkers die kinderen wereldwijd het Evangelie verkondigen. Afgelopen maand was Van Helden even terug in Nederland, voor verlof.
Ze herinnert zich de start in Guinee-Bissau nog goed. „Toen we in Foia aankwamen, was het dorp nog in de ban van het animisme, de heidense voorouderverering. Na een overlijden werden er offerfeesten georganiseerd waarbij mensen uit een wijde omgeving op de begrafenis kwamen. Er werden tientallen koeien ritueel geslacht. De bevolking hoopte dat de gestorvene door die offers een goede doorgang naar het tweede leven kreeg.”
De evangeliste noemt een voorval uit de begintijd van haar werk dat grote indruk op haar maakte. „Op onverklaarbare wijze stierven in korte tijd drie jongens van de plaatselijke voetbalclub. De derde pleegde zelfmoord toen de geesten hem de naam van de „dader” bekendmaakten. Die man werd door een woedende menigte gelyncht.”
Van Helden en Klaver kwamen in het dorp aan toen er grote spanningen heersten. Enkele christelijke meisjes in het dorp waren uitgehuwelijkt aan oudere mannen, maar ze waren gevlucht omdat ze dat niet wilden. Het gevolg was dat de meeste christenen in het dorp niet meer naar de kerk durfden te gaan. „Tijdens de eerste dienst waren er maar drie andere kerkgangers.”
Nieuwsgierig
Van Helden begon toch met kinderwerk. Ze vertelde Bijbelverhalen aan kinderen, zong liedjes met hen en leerde hun Bijbelteksten aan. Dat gebeurde allemaal in het creools, een mengeling van diverse talen in het land, dat ze zich snel eigen gemaakt had. Een dorpsbewoner vertaalde het dan weer in de stamtaal. De officiële taal van Guinee-Bissau is Portugees, maar dat wordt in de dorpen nauwelijks gesproken.
De kinderen waren nieuwsgierig, zegt Van Helden. „Er waren in het dorp geen televisies en mobieltjes; slechts een enkeling bezat een radio. Ze wilden weten wat ik te vertellen had. Tegenwoordig is het allemaal anders. De wat beter gesitueerden beschikken over elektriciteit en de meeste dorpsbewoners hebben een mobiele telefoon, die ze opladen op plaatsen waar elektriciteit is.”
Niet alleen de kinderen luisterden naar de verhalen, er kwamen ook volwassenen bij. „De ouderen durfden hun godsdienst niet los te laten uit angst dat hun iets zou overkomen, maar ze vonden het prima dat we hun kinderen de Bijbelverhalen vertelden. Algauw waren er meerdere kinderclubs met tientallen kinderen uit het dorp.”
Als ze per fiets op weg was naar een dorp in de omgeving, zag ze daar de koejongens. Die zaten vaak in de schaduw van een brede baobabboom. Ze hadden de taak om ervoor te zorgen dat de koeien niet op de akkers kwamen en dat ze niet gestolen werden. Van Helden ging naar hen toe en vertelde hun de Bijbelverhalen. Toen ze eens aan de oudste van een dorp in de buurt vroeg of ze daar ook een kinderclub mocht oprichten, zei hij: „Dat is goed. We hebben nog veel meer kinderen in het dorp die de mooie verhalen willen horen.” Hij bleek de vader van Lino, een van de koejongens, te zijn.
Toen Lino ziek werd, wilde de dorpsoudste dat zijn zoon naar de toverdokter ging, maar de jongen wilde niet. Hij zei dat Jezus hem beter kon maken. Zijn vader gaf hem nog één dag om beter te worden. Juist die dag kwam Gerda Klaver op bezoek. Ze constateerde dat Lino malaria had en gaf hem tabletten. De jongen genas en hij hoefde niet naar de toverdokter.
Nog wonderlijker is het verhaal van de vijfjarige Tan. Hij stond te luisteren bij een groepje meisjes dat Jezus wilde volgen. Zijn broer wilde hem meenemen, maar Van Helden wist hem over te halen te blijven. Later kwam diezelfde broer vertellen dat de kippen thuis ziek waren geworden. Zijn vader offerde een geit, maar Tan wilde later niet eten van het offervlees. Van Helden: „Hij zei: „Ik wil de Heere Jezus geen verdriet doen.” Hij is altijd bij de club gebleven. Wat gezaaid is in een kinderhart, behoudt zijn waarde.”
Christelijke school
De sfeer in Foia veranderde langzamerhand. Het kerkje zat vol op zondag en de toverdokter verloor zijn macht. De twee blanken kregen het vertrouwen van de dorpelingen, ook van hen die niet christelijk waren. Er kwam een christelijke school, waarop christelijke jongeren uit Foia lesgaven. De school trekt kinderen uit de wijde omgeving en telt nu 300 leerlingen.
Het werk groeide de Nederlandse vrouwen echter boven het hoofd. Ze waren niet alleen bezig met hun kinderclubs maar ook met allerlei andere taken. Ze hielpen met het opzetten van groentetuinen voor de dorpelingen en werkten mee aan een betere afwatering. Daarnaast runde Klaver een medische kliniek. Juist toen kwam er een groep predikanten naar hen toe met de vraag om clubwerk voor een hele regio op te zetten. Daarop zijn ze ingegaan. Ze hebben het werk aan de lokale mensen overgedragen en zijn verhuisd naar de stad Buba, ongeveer 80 kilometer verderop.
Klaver heeft zich ontfermd over meer dan 400 gehandicapten en Van Helden is verantwoordelijk voor het kinderevangelisatiewerk in een gebied zo groot als de provincies Utrecht en Gelderland. Ze bezoekt er tientallen kerkjes en krijgt er tijdens de diensten gelegenheid om wat te zeggen. Verder werkt ze met een team jongeren om het kinderwerk op te zetten. Er wordt materiaal vervaardigd en er worden trainingen gegeven. Voor de laatste training hebben 166 mensen ingetekend. „Het zijn jonge, vurige gelovigen, die kinderen in aanraking brengen met het Evangelie. Alleen al dit jaar zijn in dit gebied zeventig kinderclubs gestart.”
Sommige clubs worden gehouden in dorpen waar geen christelijke kerk is en waar de leider de enige christen is. Van Helden: „Zo’n leider is Sumba. Hij heeft een club van 45 kinderen om zich heen verzameld. Tijdens een samenkomst van diverse groepen werd er een wedstrijd gehouden. Welke kinderen kenden de meeste Bijbelteksten? Zijn club eindigde als tweede. Hij zei: „Ik ga nog beter mijn best doen om de kinderen Bijbelteksten te leren.” Dat is belangrijk. Die kinderen gaan niet naar de kerk. Die teksten zijn misschien wel de enige Bijbelwoorden die ze meekrijgen in hun leven.”
Verwonderd
Van Helden geeft sinds 2012 ook leiding aan het nationale team van Child Evangelism Fellowship. Eén week per maand is ze in de hoofdstad Bissau om het kinderevangelisatiewerk aan te sturen. „Ik ben steeds bezig om mezelf overbodig te maken, maar dat lijkt voorlopig nog niet het geval te zijn”, lacht ze.
De evangeliste is verwonderd over wat er in Guinee-Bissau gebeurt. „De velden zijn wit om te oogsten. Je ziet gebeuren dat mensen overgaan tot het christendom, het bijgeloof aan de kant zetten en God gaan dienen. Wat het geheim ervan is? Het is Gods werk. Hij laat het gebeuren. Het gebed is het belangrijkste. Zonder gebed is het werk niet mogelijk. Door gebeden gaan er deuren open in Guinee-Bissau.”