Kerk & religie

Gods Kerk

Jeremia 31:33b

Caspar Olevianus
10 November 2015 06:51Gewijzigd op 15 November 2020 23:12

„Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven.”

Hoewel het grootste deel van de mensheid dit verbond door ongeloof en verharding van het hart moedwillig verwerpt, zo geloven we toch aan een heilige, algemene kerk, die God Zich door de werking van Zijn almacht in dit leven en in deze wereld uitverkiest. Hij heiligt en zondert haar af door een uitwendige en inwendige krachtdadige roeping. „Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht” (1 Petrus 2:9).

De toestand waaruit de mens geroepen wordt is „de duisternis”, en de toestand waarin hij door de roeping overgebracht wordt, is „het licht”, dat in het hart schijnt door het Evangelie (2 Korinthe 4:6). Hierdoor wordt het geloof in Christus in het hart gewerkt.

Hoewel alle natuurlijke kinderen van Adam verdorven zijn en dood in zonden, ja, zelfs geen begeerte tot het goede hebben, zo geloof ik echter, dat God Zich uit deze verdorven mensheid een kerk verkiest en roept, waaraan Hij Zelf het geloof uit genade schenkt.

Door het geloof deelt Hij het gehele genadeverbond met zijn heilgoederen mee en bewaart haar, in het genot en bezit daarvan, tot in eeuwigheid, opdat Hij in dit en in het volgend leven voor zo’n onuitsprekelijk grote en onverdiende goedheid geloofd en gedankt zou worden.

Caspar Olevianus, theoloog te Heidelberg (”Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1868)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer