Dictatuur van de ‘Chinese Kapitalistische Partij’
Grondwettelijke bescherming van particulier eigendom in een land dat zich communistisch noemt. Als zoiets wordt gerealiseerd mag dat gerust een mijlpaal worden genoemd, en: reden voor een feestje. In de volksrepubliek China werd die mijlpaal begin deze week bereikt, toen het Volkscongres instemde met het grondwettelijk vastleggen van particulier bezit. Maar voor de gewone bevolking was het geen reden tot een feestje. Westerlingen mogen dan met vreugde toekijken hoe China weer iets minder communistisch is geworden, de gewone Chinees ervaart de bittere kant van de omslag van communisme naar kapitalisme.
De Duitse sinoloog dr. Sebastian Heilmann, onder andere als onderzoeker verbonden aan het Instituut voor Azië-studies in Hamburg, wijdde in de onlangs verschenen editie van China-Aktuell een artikel aan het publieke verzet tegen deze grondwettelijke stap.
De nu doorgevoerde grondwetswijziging stond al geruime tijd op de agenda van Chinese leiders als voormalig president (en sterke man achter de schermen) Jiang Zemin, en huidig staatshoofd Hu Jintao. Allebei belijden ze namelijk het beginsel van ”yushi jujin”, dat zoveel betekent als dat „vooruitgang in overeenstemming moet zijn met de moderne tijd.” Terwijl het particulier ondernemerschap als motor van de Chinese economie steeds belangrijker wordt was privaat eigendom tot nog toe vogelvrij - vooral in de ogen van begerige lokale overheden. Vandaar dat met name de Bond voor Industrie en Handel -waarin de rijkste vrije ondernemers zich hebben verenigd- zich hard heeft gemaakt om hun bezittingen grondwettelijk vastgelegd te krijgen. De grondwet kende tot dusver slechts één ’slogan’: het socialistische (staats)eigendom is heilig en onaantastbaar. Wie als particulier door de staat of door een miezerig, maar machtig partijmannetje in de provincie werd onteigend, kon fluiten naar ook maar enige schadeloosstelling.
Daar is dus nu verandering in gekomen. Voortaan geldt ook voor particulier eigendom dat het „heilig en onaantastbaar” is. Toch staat de bevolking niet te juichen. De afgelopen maanden is het plan zelfs heftig bediscussieerd op Chinese internetsites, waarbij burgers fel uithaalden naar de voorstanders. Wie dat zijn, is voor de critici zonneklaar: het zijn lieden die zich op slinkse en illegale wijze hebben verrijkt met voorheen publiek eigendom, zoals staatsbedrijven. Of, om het met een internetauteur te zeggen: Het is de club van miljonairs die met deze grondwetswijziging hun illegaal verkregen bezittingen willen veiligstellen.
Deze kapitalisten, aldus een door dr. Heillmann geciteerde internetter, willen stap voor stap de politieke en economische macht naar zich toe trekken, want ze hebben maar één doel voor ogen: China tot een kapitalistische fascistische dictatuur maken. Dat de Communistische Partij van China zelfs het voortouw neemt met deze grondwetswijziging, is voor burgers het onomstotelijke bewijs dat deze partij een belangenvereniging van kapitalisten is geworden!
Het zijn overigens niet verstokte communisten die de afgelopen maanden zo tekeergingen tegen het grondwetswijzigingsplan. Gewone burgers, boeren en arbeiders waren het die zich roerden, mensen die in het verleden grote offers hebben gebracht „om de zaak van het socialisme”, en die nu moeten toezien hoe de Communistische Partij zelf de alleenheerschappij probeert te legitimeren op basis van…kapitalisme.
Vooral de 800 miljoen boeren in China hebben reden tot klagen, omdat over hún eigendom níét wordt gerept in de grondwet. In een artikel in de Financial Times pleitte Arthur Kroeber -hoofdredacteur van het in Hongkong gevestigde blad Chinese Economic Monitor- er vorige week voor om zo’n eigendomsbescherming ook voor de boeren te realiseren. Die kregen weliswaar in de jaren ’90 de garantie dat ze voor dertig jaar het land in bruikleen van de staat mogen houden (nadat de pachttijd van vijftien jaar was verstreken), maar zoveel zekerheid geeft dat niet: dorpsbestuurders en plaatselijke partijbonzen kunnen nog altijd hun grond opeisen of hun rechten inperken.
Dat we voortaan beter van de Chinese Kapitalistische Partij van China kunnen spreken in plaats van de Communistische Partij, heeft ook met een andere maatregel te maken - een die men overigens nog niet grondwettelijk durft te verankeren. Het is de opname -al in 2002- van de nieuwe ideologische formule van de ”Drievoudige Vertegenwoordiging” in de statuten van de partij. Ook dat is een mijlpaal in de ideologische ontwikkeling van de Communistische Partij, waarvan de consequenties ongetwijfeld nog het meest door de partijbonzen zelf worden beseft.
De formule werd onder leiding van toenmalig president Jiang Zemin gezet naast het marxistisch leninisme, het Mao Zedong-denken en het gedachtegoed van Deng Xiaopeng, alsof het een nadere uitwerking van die drie betrof. Maar niets is minder waar. De leer van de Drievoudige Vertegenwoordiging houdt in wezen in dat de partij zich opwerpt als vertegenwoordiger van vrije ondernemers, de kapitalisten. Van klassenstrijd is geen sprake meer, en dat de partij in die strijd de voorhoede van arbeiders en boeren zou zijn al evenmin, want de partij is voortaan partij van het hele volk, en dat is inclusief private ondernemers.
Dat dit statuut niet in de grondwet wordt opgenomen, heeft zo zijn reden: het is immers in flagrante tegenspraak met artikel 1 van die grondwet, waarin staat dat de partij nog wél als voorhoede en vertegenwoordiger van de arbeidersklasse fungeert en dus strijdt tegen het kapitalisme.
De alleen heersende Chinese Communistische Partij zit dus met een geweldig legitimiteitsprobleem. Ze baseert haar macht namelijk op volledig tegenstrijdige ideologieën. Want sinds 2002 ziet ze zichzelf niet meer als de leidende kracht in de klassenstrijd -vóór arbeiders en boeren en tegen de kapitalisten- terwijl de hoeksteen van de grondwet -artikel 1- nog helemaal in die rode ideologie is gedrenkt.
Met de opname van particulier eigendom in diezelfde grondwet, is dat contrast alleen nog maar wranger geworden. De partij ontpopt zich opnieuw als beschermer van zichzelf verrijkende kapitalisten - arbeiders en boeren in verbittering achterlatend.