‘Calvijn’ krijgt vertekend beeld gereformeerde gezindte
Drs. W. de Kloe (RD 17-10) schetst in zijn brief aan Calvijn een vertekend beeld van de gereformeerde gezindte, reageert ds. G. Hoogerland.
Drs. De Kloe maakt zich nogal grote zorgen, zo blijkt uit zijn bijdrage aan de rubriek Welbeschouwd in de krant van 17 oktober. Die zorgen betreffen kennelijk een groepering waar hij zelf toe behoort. Althans, hij spreekt consequent over ”ons” en ”wij”. Het moet wel een wat buitengewone groep zijn waartoe hij zich rekent, gezien de standpunten die deze huldigt en waar hij zorgen over heeft.
Ik wil enkele van die standpunten nog even naar voren halen en daarop ingaan. Hopelijk komt De Kloe dan tot de conclusie dat de groepering die hij noemt niet onze gezindte is, maar wellicht een uitwas daarvan.
Ik lees dat er in de gezindte mensen zijn van wie De Kloe veronderstelt dat ze de vertaling van de Bijbel als geïnspireerd en de kanttekeningen als heilig beschouwen. Dat is wel extreem. Onze gezindte wil de Statenvertaling behouden omdat die de betrouwbaarste vertaling blijkt te zijn die nog altijd het dichtst aansluit bij de grondtekst. Onder ons leeft grote zorg over vertalingen waaruit minder eerbied blijkt voor de geïnspireerde woorden, waardoor er een vrijere vertaling ontstaat. Ook is er onder ons grote liefde voor de kanttekeningen, omdat daarin een zorgvuldige uitleg te vinden is die we niet graag verloren zien gaan.
Temeer werd ik versterkt in de gedachte dat De Kloe niet doelt op onze gezindte maar een uitwas ervan, toen ik las dat onder hen wordt beweerd dat er voorwaarden door een mens vervuld moeten worden alvorens de genade telt. Onder die voorwaarden rekenen zij dat er voldoende zondebesef moet zijn en dat er verschillende stappen moeten worden gezet op de weg naar de zaligheid. Dat zijn natuurlijke zeer ongereformeerde standpunten.
Ik zou De Kloe willen aanraden het te houden bij hen die onze belijdenis hooghouden en op grond van Gods Woord leren dat de Heilige Geest het zondebesef werkt als middel om tot de kennis van de zaligheid te komen. Zonder die zondekennis is de mens helaas niet vatbaar en ontvankelijk voor de genade. Dat de Heilige Geest in de regel die zondekennis stapsgewijze werkt, bewijst de praktijk. Het is een voor elk mens te volgen logica dat het afdalen in een kuil (in dit geval de kuil van onze ellendestaat) meestal stap voor stap plaatsvindt. Dat die zondekennis zo diep moet gaan dat al mijn eigen gerechtigheid tot de grond toe wordt afgebroken, omdat Christus’ genade en gerechtigheid nooit met iets van ons vermengd kunnen en mogen worden, kan toch niet worden betwijfeld? Maar dat is heel wat anders dan voorwaarden stellen. Ik kan niet inzien dat wij daarin verschillen van Calvijn.
Ondertussen zou ik (hopelijk ten overvloede) ernstig willen waarschuwen voor hen die beweren dat zondebesef en de ellendekennis niet nodig zijn of later nog wel geleerd kunnen worden. Dat zijn degenen die beginnen bij de dankbaarheid om daarmee hun verlossing (die ze nooit beleefd hebben) te bewijzen uit hun ellende (die ze nooit hebben leren kennen). Ik vrees dat er onder hen velen zijn die zonder olie in de vaten de Bruidegom tegemoet reizen.
Laten we vasthouden aan de leer van de drie stukken die nodig zijn gekend te worden om welgetroost te leven en te sterven. Deze leer hebben onze vaderen, die we niet boven alle kritiek willen verheffen, geleerd en vastgelegd in de belijdenis van onze kerken.
De Kloe is ook bezorgd over degenen die de leer van de verkiezing plaatsen boven het geloof. Maar bedenk dat als er geen verkiezing was er ook geen geloof zou zijn. We lezen in Handelingen 13:48: „En er geloofden zovelen als er verordineerd waren tot het eeuwige leven.” De gouden keten die Paulus noemt in Romeinen 8:29-30 is daar ook niet onduidelijk over.
Wel zou ik willen waarschuwen voor hen die leren dat „wanneer God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden” (DL 3/4, 12). En die ontkennen dat „zovelen als er waarachtiglijk geloven en door de dood van Christus van de zonden en het verderf verlost en behouden worden, deze weldaden genieten alleen uit Gods genade, hun van eeuwigheid in Christus gegeven, welke genade Hij niemand schuldig is” (DL 2,17). Als niet de verkiezing heerst over het geloof, dan moet het noodzakelijkerwijs mijn vrije wil zijn die heerst over het geloof.
Wij hebben er belang bij dat door hen die verantwoordelijkheid dragen in het onderwijs aan onze kinderen de leer van Calvijn en van Dordt zuiver bewaard wordt. Ik beweer niet dat er onder ons geen uitwassen voorkomen, maar het zou door het artikel van drs. De Kloe zomaar kunnen gebeuren dat ‘Calvijn’ –ik ben persoonlijk wat minder gelukkig met de vorm van de column; een brief aan Calvijn– een geheel vertekend beeld krijgt van onze gezindte. Daarom wil ik voor ‘Calvijn’ en alle lezers van ons dagblad een evenwichtiger beeld geven.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Stolwijk.