Gereformeerde pedagogiek van groot belang
De studie van dr. Toes (RD 28-10) geldt als een wake-upcall om meer aandacht te geven aan de vragen rondom het waartoe van het reformatorisch onderwijs, reageert drs. L. N. Rottier.
Het proefschrift van collega Toes zal de gemoederen in het reformatorisch onderwijs de komende maanden bezighouden. Toes verdient het, vanwege zijn grote betrokkenheid op het reformatorisch onderwijs en zijn noeste arbeid, serieus gehoord te worden. Laten we zijn werk bestuderen, nagaan hoe hij tot zijn conclusies komt en dan het gesprek aangaan. Op één punt geef ik hierbij alvast een voorzet. Ik onderschrijf de aanbeveling van Toes om tot een gereformeerde pedagogiek te komen. En ik dank hem voor de rol die hij daarin aan Driestar educatief toedicht. Het belang ervan wordt steeds duidelijker.
Gert Biesta, een van de meest invloedrijke pedagogen van dit moment, schreef: „Als je niet meer weet met welk doel je onderwijs geeft, ben je bezig de agenda’s van anderen uit te voeren.” Onderwijsbeleidsmakers, inspectie, managers en bestuurders leggen steeds meer het accent op het bereiken van resultaat. Daardoor gaat het vaker om het hoe en het wat, de processen en de resultaten, dan om het waartoe.
Dat geldt ook voor reformatorisch onderwijs. In de onderwijskunde is men zich steeds meer gaan bezighouden met efficiëntie en effectiviteit van onderwijsleerprocessen. De onderwijskunde is langzamerhand losgeraakt van de pedagogische vragen rondom het waartoe van onderwijs. De vraag naar het waartoe van het onderwijs is bij uitstek de vraag van de onderwijspedagogiek. Als de studie van Toes het christelijk onderwijs weer bij het waartoe brengt, zie ik dat als winst.
Het feit dat er aan Nederlandse universiteiten nog nauwelijks aandacht is voor pedagogiek als aparte wetenschappelijke discipline illustreert de ontwikkeling van ”doel” naar ”processen en resultaten” in het denken over onderwijs. In die zin is de ontwikkeling die Toes schetst niet zozeer een probleem van het reformatorisch onderwijs, maar een breed verschijnsel waar ook het reformatorisch onderwijs in meebeweegt. Ik zie de studie van Toes dan ook als een wake-upcall om meer aandacht te geven aan de vragen rondom het waartoe van onderwijs, niet het minst van christelijk onderwijs. En wat ons betreft zou dat mede moeten gebeuren in de vorm van kennisontwikkeling op het gebied van gereformeerde pedagogiek, ook op academisch niveau.
Bij de analyse om tot deze conclusie te komen, lijkt Toes door de ‘bril’ te kijken, dat er een gezaghebbend woord gezegd kan worden in de vorm van een schoolconcept, waar scholen zich dan vervolgens door laten leiden. Het is de vraag of deze bril nog passend is. Ontzuiling gaat ook het reformatorisch onderwijs niet voorbij. Kenmerkend daarvoor is dat er niet meer geluisterd wordt naar grote woorden die met gezag worden gesproken. Scholen gebruiken zo’n concept wel als spiegel, maar vertalen dit naar de eigen situatie en subdenominatie. Reformatorisch onderwijs is ook nooit een ‘blok’ geweest dat zich liet leiden. Binnen het verband van de reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs kent men een goede uitwisseling, en toch varen scholen hun eigen koers.
Dit doet niets af aan de gevoelde noodzaak van de ontwikkeling van een gereformeerde pedagogiek. Het is een grote uitdaging om het werkveld hierbij te betrekken en de ontwikkelde kennis te laten ‘landen’ op de scholen. Het feit dat Toes ons als Driestar educatief een rol toedicht in de doordenking van de fundamentele onderwijspedagogische vragen waarderen we. Dit past naadloos bij onze visie voor de doorontwikkeling van ons instituut. Het voorziet ook in de toenemende vraag van scholen om de goede richting te vinden in de huidige ontwikkelingen. De behoefte hieraan blijkt bijvoorbeeld uit de grote betrokkenheid van het veld bij de herziening van de ”Essentie van christelijk leraarschap” en bij het project over het omgang met nieuwe media in het Reformatorisch voortgezet onderwijs ”Leren 2020”.
Ondertussen werken we hard aan de voorbereiding van een nieuwe fase in de kennisontwikkeling binnen Driestar educatief. Halverwege 2016 hopen we te starten met één onderzoekscentrum binnen Driestar educatief, waarin we alle lectoraten, kenniskringen, promotietrajecten en onderzoeken van studenten zullen bundelen, rondom thema’s die het waartoe van het christelijk onderwijs raken. In onze kennisontwikkeling verbinden we ons steeds meer aan universiteiten in Nederland en daarbuiten en aan buitenlandse christelijke onderwijswetenschappers. We willen zo veel mogelijk samenwerken met het nieuw te starten lectoraat van het Hoornbeeck College en investeren in promotietrajecten. We bereiden ook stappen voor om te komen tot beoefening van gereformeerde pedagogiek op academisch niveau.
Of we erin gaan slagen om de oproep van Toes te voorzien van een afdoend antwoord, is niet te voorzien. We voelen ons er wel toe gedrongen. In onze plannen in het kader van ”Driestar op weg naar 2020” is dit een belangrijk onderdeel. We hopen dat we elkaar binnen de breedte van de gereformeerde gezindte blijven vinden en vasthouden, dat we wijs zullen omgaan met de theologische verschillen tussen kerken en in gezamenlijkheid het goede mogen zoeken voor het onderwijs aan onze leerlingen. Van belang zijn een sterk roepingsbesef en een grote betrokkenheid op het onderwijs en op de toekomst van onze kinderen. Dit besef moet samengaan met een professionele houding bij leraren en hun leidinggevenden om te blijven leren en zich ontwikkelen en te zoeken naar de verbinding van het ”waartoe” van ons onderwijs met de dagelijkse praktijk.
In ieder geval nodig ik de nieuwe doctor, collega Toes, van harte uit om met de inzichten en de wetenschappelijke vorming die hij gedurende zijn promotieonderzoek heeft opgedaan, te participeren in deze kennisontwikkeling. Laten we ons inzetten om onze actieve leraren en de leraren in opleiding nog beter te vormen tot christelijke leraren met praktische en onderwijspedagogische wijsheid.
De auteur is bestuursvoorzitter van Driestar educatief.