Spotlight: liefde en dood bij Connie Palmen
Tragisch eindigende liefdesverhalen zijn de specialiteit van Connie Palmen. Haar nieuwe boek gaat over het wereldberoemde dichtersechtpaar Ted Hughes en Sylvia Plath, een dramatische maar vooral trieste geschiedenis van hartstocht, wraak, verraad, trauma’s en eenzaamheid.
Sylvia Plath (1932-1963) is de geschiedenis ingegaan als een van de grootste dichters van de twintigste eeuw. In haar korte leven –ze werd maar 30 jaar– wist ze sterk de aandacht te trekken met haar poëzie, maar ook met haar autobiografische roman ”The Bell Jar” (”De glazen stolp”). Dat boek, waarin ze haar eigen strijd met depressies openhartig beschreef, verscheen in het jaar dat ze zelfmoord pleegde. Misschien was het wel die combinatie die haar na haar dood als schrijfster zo’n onvergankelijke roem bezorgde.
Haar tragische levensverhaal is sindsdien onderwerp van heel veel artikelen en studies geweest. Tal van schrijvers –vooral feministen– namen de taak op zich om Plath te wreken en haar man, de dichter Ted Hughes, overal de schuld van te geven. Hughes zou met zijn ontrouw verraad hebben gepleegd aan zijn vrouw, hij zou haar wreed en liefdeloos hebben behandeld, en haar laatste dagboek hebben vernietigd. Sylvia Plath werd de onschuldige martelares, Ted Hughes de duistere misdadiger. Dat ging zelfs zo ver, dat sommige Plath- liefhebbers pogingen deden om Hughes’ naam van haar grafsteen te verwijderen.
In haar nieuwe boek, ”Jij zegt het”, kiest Connie Palmen partij voor de miskende echtgenoot. Haar verhaal is het verhaal van Hughes, die jarenlang een leven vol beklemming leidde met een uiterst labiele en depressieve vrouw, voordat hij ontsnapte naar de ‘vrijheid’ buiten het huwelijk. Althans, dat is het beeld dat Palmen nu neerzet, en dat natuurlijk evengoed heel eenzijdig is.
Wie het leven van Ted Hughes (1930-1998) beschouwt, kan er intussen niet omheen dat dat zo mogelijk nog tragischer verliep dan dat van Sylvia Plath. Net als zij had hij groot succes met zijn gedichten, hij bracht het in zijn latere jaren zelfs tot Poet Laureate (Brits hofdichter).
Maar hij verloor niet alleen zijn eerste vrouw (Plath), ook zijn tweede vrouw pleegde in 1969 zelfmoord, op precies dezelfde manier, nadat ze eerst hun vierjarige dochtertje had gedood. Dat leidde tot veel smaad en verwijten: een man die twéé keer zijn vrouw tot zelfmoord drijft, daar moet toch iets ernstigs mee mis zijn, het kan niet anders of hij is de schuld van al die wanhoop. Het is dus duidelijk dat ook Hughes’ leven niet bepaald licht geweest kan zijn, en iets daarvan –beperkt tot de jaren met Plath– laat Palmen in haar roman zien.
Daarbij kan ze niet heen om de samenhang tussen schrijverschap en depressie. Natuurlijk, veel schrijvers zijn gewone, vrij saaie mensen, die ’s ochtends aan hun bureau gaan zitten om de kost te verdienen met teksten die zo veel mogelijk lezers trekken. Lang niet iedereen schrijft om zichzelf uit te storten, de wereld onbarmhartig eerlijk onder de loep te nemen of de confrontatie met zijn eigen, meest duistere verlangens aan te gaan. Maar ooit koppelde Aristoteles intelligentie aan melancholie, en ook latere filosofen benadrukten dat dichterschap soms grensde aan waanzin, dat er bij veel schrijvers een steekje los zat, dat je gek moest zijn om de diepste waarheden van het leven te ontdekken. Het is een beeld van getraumatiseerd, gewond schrijverschap dat wel past bij Hughes en Plath.
Het is Palmens verdienste dat ze de lezer weer eens stilzet bij wat dat oude, ‘profetische’ schrijverschap inhoudt: niet het publiek vermaken of stichten, maar de lezer confronteren met ongemakkelijke waarheden. Dat is wat Plath en Hughes hebben gewild en gedaan. Genadeloos zichzelf analyseren, genadeloos de mensen om zich heen beschouwen, genadeloos alle menselijke drijfveren onderzoeken en alle pijn en haat en jaloezie en hartstocht en liefde in woorden vangen.
Maar je ontkomt bij het lezen van Palmens verhaal uiteindelijk niet aan de gedachte dat de prijs te hoog was. De hele relatie van Plath en Hughes is vanaf het begin overspannen: ze kunnen geen dag zonder elkaar, delen alles, zijn voortdurend met elkaar bezig, terwijl ze ook allebei een neurotische zucht naar roem hebben en een mateloos verlangen naar erkenning. Gekend en gehoord worden door de ander is immers het hoogste wat een schrijver (volgens Palmen) bereiken kan.
Plath is de meest extreme: ze is boeiend en gevoelig, maar ze zegt altijd het verkeerde in gezelschappen en in haar depressieve periodes huilt ze, ze schreeuwt, ze steekt gedichten van haar man in brand, ze is jaloers zodra hij een uurtje afwezig is, ze zit vol emoties die te groot voor haar zijn en een uitweg zoeken. Hughes weet daar jaren mee te leven en zelfs heel veel steun en bescherming te bieden, maar uiteindelijk lukt het hem niet. Hij heeft meer vrijheid nodig, en zoekt voor zichzelf ontsnapping in een relatie met een andere vrouw.
Connie Palmen weet dat allemaal heel indringend en sterk te beschrijven, met veel kennis van het werk van beide dichters en alles wat er over hen geschreven is. Of ”Jij zegt het” een goed beeld van de werkelijkheid geeft is de vraag, maar dat doet er hier ook niet toe. Dat is juist een van de rode draden in deze roman: dat mensen altijd misvormd worden door de teksten die er over hen geschreven worden, en dat een schrijver altijd ten prooi is aan vreemde blikken die op afstand macht over hem hebben. Niet voor niets begint het verhaal met de zin: „Voor de meeste mensen bestaan wij alleen in een boek, mijn bruid en ik.”
Dat is waar Palmen over schrijft: hoe wij betekenis geven aan onszelf, aan de mensen om ons heen, aan het leven en aan de wereld. Haar hoofdpersonen proberen dat bijna wanhopig, door astrologie, door allerlei occulte praktijken, door boeken te lezen en te schrijven, door psychotherapie. Ze móéten op de een of andere manier een verhaal van hun leven maken, een verhaal dat betekenis heeft en dat verklaart wie ze zijn, waarom ze hier zijn en waartoe. Maar dat verhaal eindigt in de dood, omdat deze twee het verlossende woord niet vinden.
”Jij zegt het”, Connie Palmen; uitg. Prometheus, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 446 2810 4; 268 blz.; € 19,95.