NBvH: Wijzig protocol voor aanpak vogelpest
Het in leven laten en eventueel vaccineren van hobbydieren bij de uitbraak van besmettelijke dierziekten als vogelpest, mond- en klauwzeer en varkenspest moet zo snel mogelijk in de draaiboeken voor de bestrijding van de ziekten worden opgenomen.
De Nederlandse Belangenvereniging van Hobbydierhouders (NBvH) vindt dat het ministerie van Landbouw snel duidelijkheid moet geven over de voorwaarden waaronder hobbydieren kunnen worden gespaard. De vereniging vreest dat ondanks de voornemens van het ministerie bij een nieuwe uitbraak hobbydieren opnieuw moeten worden afgemaakt.
Volgens een woordvoerster van het ministerie wordt momenteel gewerkt aan vaccineren als wapen in de strijd tegen besmettelijke dierziekten. Aan het toestaan van het enten van de dieren zit volgens haar wel een aantal haken en ogen. Zo moet een vaccin herkenbaar en op te sporen zijn (een zogenoemd marker-vaccin) en moet het snel zijn werk kunnen doen. Daarnaast staat Europa het vaccineren nog altijd niet toe. Minister Veerman heeft al eerder aangegeven tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap in de tweede helft van 2004 dit non-vaccinatiebeleid te willen bespreken met de andere lidstaten.
De uitbraken van vogelgriep in andere delen van de wereld en de vondst van antistoffen tegen de vogelpest bij kippen op een bedrijf in het Groningse Uithuizermeeden afgelopen weekeinde hebben volgens de vereniging vooral onder de eigenaren van hobbypluimvee voor onrust gezorgd.
De NBvH is in eerste instantie geen voorstander van het zogenoemde ophokken van de dieren. Pas wanneer er „daadwerkelijk” sprake is van besmettingsgevaar met een gevaarlijke variant van het vogelpestvirus wil de vereniging het binnenhouden van de dieren overwegen. Zij wijst daarbij nogmaals op een onderzoek dat de Universiteit Utrecht deed na de uitbraak van de vogelpest in Nederland in 2003. Hieruit bleek dat de kans dat hobbypluimvee besmet raakt 188 keer kleiner is dan voor de kippen en kalkoenen, die op pluimveebedrijven worden gehouden.