Luthers bejegening van tegenstanders niet altijd navolgenswaardig
Verschil van mening mag er zijn. Maar een debat moet wel op de goede toon worden gevoerd en –vooral– heb respect voor elkaar. Dat laatste wordt tegenwoordig nogal eens gemist. Zelfs premier Rutte, die toch wel wat gewend is, wees daar recent op. Maar was het vroeger zo veel beter? Dat valt te bezien. Luther kreeg veel over zich uitgestort. En hijzelf kon er ook wat van.
Orthodoxe christenen tonen zich soms geschokt als seculiere media hen op karikaturale wijze neerzetten. Zij voelen zich geen recht gedaan. Soms leidt dat tot boosheid, soms tot de gelatenheid van een zwaar getroffen slachtoffer. Wat te doen? Voor de reformator Maarten Luther leek dat geen vraag te zijn: met gelijke munt terugbetalen.
Rooms-katholieke opinieleiders bestreden de Duitse hervormer niet alleen door het debat met hem aan te gaan, ze voerden ook een lastercampagne. Met schotschriften, spotprenten en het influisteren van geruchten probeerde Rome de monnik uit Wittenberg onschadelijk te maken. Daarbij ging het er hard aan toe.
Leugens en lasteringen
Een (beperkte) ‘inventarisatielijst’ van alle schimpscheuten is te vinden in een boekje van Johann Müller, predikant van de Sint-Pieter in Hamburg, uit 1648. De Nederlandse vertaling verscheen vier jaar later en draagt de titel ”Lutherus Defendus, dat is Grondelijke wederlegging van ’t gene dat de Papisten D. Lutheri voorwerpen”. In bijna 450 pagina’s probeerde Müller de geruchten te ontzenuwen. En dat was een enorm karwei. Want wat werd er over de reformator uit Wittenberg niet allemaal verteld?
Een willekeurige selectie uit hetgeen de predikant uit Hamburg van roomse zijde over Luther ter ore was gekomen, leert dat de roomsen hun pijlen vooral richtten op de persoon van de reformator. Zij verspreidden tal van leugens en lasteringen, zoals:
Luther had geen natuurlijke vader. Hij werd verwekt door de duivel
De moeder van Luther was een hoer.
Luther zou zijn ambt en doctorsgraad gekocht hebben.
De reformator pleegde meineed door zijn gelofte als monnik te breken.
Luther leefde in ontucht door een afvallige non te trouwen.
Luther misbruikte minderjarigen.
Luthers huwelijksmoraal deugde niet. Hij praatte bloedschande goed, keurde echtscheiding niet af.
Hij lasterde de engelen en de heiligen in de hemel.
Hij toonde geen respect voor de kerkvaders en nog minder voor de concilies.
Voor de Bijbel, en in het bijzonder de boeken van Mozes, had hij geen eerbied.
Luther voerde tal van ketterijen in, zoals die van Arius (loochening van de Drie-eenheid), Eutyches (dwaalde op punt van de twee naturen van Christus) en wederdopers (verwierpen de kinderdoop en hadden geen respect voor de overheid).
De reformator vernietigde het predikambt in de kerk.
Luther had niet God maar de duivel tot zijn leermeester.
Hij was hoogmoedig want hij gaf zich uit voor evangelist en apostel.
Luther verdraaide de christelijke leer.
Hij heeft de Bijbel bewust onjuist vertaald.
Luther was in zijn leer niet koersvast; hij sprak zichzelf meer dan eens tegen.
Effect
Dat deze geruchtenmachine effect had, werd bewezen door het feit dat Johann Müller zijn boekje in 1648 schreef, terwijl Luther al in 1546 –dus een eeuw eerder– was overleden. De kwaadsprekerij was bepaald nog niet ten einde. De bezorger van de Nederlandse vertaling schreef in 1652 dat er kort daarvoor een nieuw “lasterboek” was verschenen ”Den Lutherschen bedelmantel”, geschreven voor de jezuïet Georgius Scherer. Hij voerde de toon op: Luther was volgens hem een zoon van de hel.
Wie het allemaal leest, krijgt alsnog medelijden met de grote reformator. Wat heeft hij „om wille van de zuivere waarheid” niet allemaal over zich heen gekregen? Wat moet hem dat pijn hebben gedaan.
Het is goed te bedenken dat Luther zich zelden zo uitsprak. Sterker, de schimpscheuten waren voor hem eerder een aanmoediging om de mouwen op te stropen en zijn eigen verbaal geschut in stelling te brengen. Uit enkele tafelgesprekken blijkt ook dat hij met een soort zelfspot zijn vrienden citeerde uit de schotschriften die tegen hem waren gericht. Kennelijk waren Luther en zijn tijdgenoten wel wat gewend.
Wie nu oordeelt over hetgeen door Luther en zijn medestanders is gezegd over de rooms-katholieken, fronst af en toe behoorlijk zijn wenkbrauwen. Spreken over „vadsige paters, aartsluie priesters en roomse gluiperds” is voor zijn doen nog maar heel gematigd. Een groep kardinalen noemde hij „ezels zonder hersens” en de roomse curie voegde hij toe „de ambtenaren van Bacchus” te zijn die zelfs de inktpot met wijn vulden.
Die stevige aanpak werd overgenomen door volgelingen. Om een voorbeeld te noemen: er verschenen prenten in Bijbeluitgaven met zinnebeeldige voorstellingen zoals de duivel afgebeeld als een monnik bij de geschiedenis van de verzoeking van de Heere Jezus door satan.
Navolgenswaardig?
Wat valt hiervan te leren? Moeten we Luther hierin volgen? Die vraag valt niet zonder meer met ”ja” of ”nee” te beantwoorden.
In ieder geval is wel de conclusie te trekken dat protestanten in de zestiende eeuw en daarna minder snel geschokt waren dan mensen aan het begin van de 21e eeuw. Zonder te pleiten voor het ronduit schelden of respectloos met elkaar omgaan, kan men zich wel afvragen of we in onze tijd niet te snel geschokt raken als er kritisch of (licht) spottend op orthodoxe christenen wordt gereageerd.
Tweede punt is dat Luther zich niet snel geraakt toonde als er met hem werd gespot. Dat deed hij wel als de heiligheid van God en van Zijn Woord in het geding kwamen. Dan brulde hij als een leeuw en stond hij pal voor de eer van God. Het is goed dat onderscheid ook in onze tijd echt in het oog te houden.
Als derde: orthodoxe protestanten deinsden er niet voor terug om helder te zijn over eigen overtuiging en de tegenstander het ook goed te vertellen als deze over de schreef ging. Zijn orthodoxe christenen soms niet te bescheiden?
Tegelijk is het waar dat Luther en zijn tijdgenoten niet in alles gevolgd moeten worden. Scherp zijn kan nuttig zijn. Maar soms moet achteraf worden geconstateerd dat de tonen te scherp of onzuiver waren. Dat geldt zeker ook voor Luther. Niet alles wat hij zei, paste. Soms liet hij zich gaan. Dat heeft zijn imago in de loop van de tijd geen goed gedaan. Vandaar dat de helderheid en duidelijkheid navolgenswaardig zijn, maar de toon zeker niet altijd.