Bijbellezen zonder dat nare tandartsgevoel
Voor veel jongeren roept het lezen uit de Bijbel het gevoel op van een bezoek aan de tandarts: het moet, maar leuk is het niet. Dat het ook anders kan, staat voor HGJB-medewerker Herman van Wijngaarden vast. „Laten we jongeren op zo’n manier leren de Bijbel te lezen dat ze er vreugde aan beleven, dat het spannend wordt.”
De Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond deed tien jaar geleden een eigen onderzoek naar Bijbellezen onder jongeren. Dat is nu herhaald, in samenwerking met deze krant, én uitgebreid. Meer dan duizend jongeren uit de breedte van de gereformeerde gezindte vulden de vragenlijst in. Van Wijngaarden gaat erover in gesprek met Dirk-Jan Nijsink, jeugdwerkadviseur bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG), en met de christelijke gereformeerde predikant ds. A. C. Uitslag uit Urk.
Zo’n twee op de vijf reformatorische jongeren lezen elke dag persoonlijk uit de Bijbel, blijkt uit het onderzoek. Hoe duidt u dat?
Van Wijngaarden: „Ik ben positief verbaasd over de cijfers. Twee derde van de jongeren leest een aantal keren per week tot dagelijks uit de Bijbel. Tegelijk moeten we oog hebben voor de 35 procent van de jongeren die dat bijna nooit doen. Hoe krijgen we hen aan het Bijbellezen?”
Ds. Uitslag: „We kunnen blij zijn met elke jongere die dagelijks uit de Bijbel leest. Dat neemt niet weg dat er heel veel reformatorische jongeren zijn, zo’n 60 procent, die dat dus niet doen. En al zijn het er misschien meer dan vroeger die dagelijks uit de Bijbel lezen, het gaat wel allemaal wat vluchtiger.”
Nijsink: „Ik ben blij met elke jongere die de Bijbel opent. Bijbellezen is moeilijk. Dat was ook de ervaring van Petrus: sommige dingen die Paulus zei, waren zwaar om te verstaan.”
Van Wijngaarden: „Ik denk dat veel jongeren Bijbellezen zoals ze ook naar de tandarts gaan: het is niet leuk, maar wel nodig. Natuurlijk is het woord ”leuk” niet direct van toepassing op Bijbellezen, maar dat tandartsgevoel moet eraf. Het lezen uit de Bijbel is vervullend, zegenend, goed. Jongeren zullen de ervaring moeten opdoen dat het inderdaad fijn is.”
Ds. Uitslag: „Of Bijbellezen echt dat tandartsgevoel geeft, weet ik niet. Er zijn ook genoeg jongeren die zelf graag uit de Bijbel lezen en onderwezen willen worden.”
Van Wijngaarden: „Toen ik een jaar of vijftien, zestien was, las ik in mijn stille tijd de Bijbel met de kanttekeningen. Dat gaf een goed gevoel; ik had een prestatie geleverd. Maar dan zit je toch in de verplichtende sfeer: Bijbellezen moet, het is belangrijk. Maar later ontdek je pas dat het ook fijn kan zijn.”
Ds. Uitslag: „Als Bijbellezen erbij hoort, hoeft dat niet meteen een negatieve duiding te hebben. Jongeren hebben wel meer dingen die ze moeten doen: eten, naar school gaan, afspraken met vrienden nakomen.”
Van Wijngaarden: „Als je kijkt naar de reacties van de jongeren op het onderzoek, dan valt op hoe vaak ze het woord ”moeten” gebruiken. Ik denk dat we minder moeten investeren in het ”moeten” Bijbellezen en meer in het verlangen naar het Woord.”
Ds. Uitslag schudt nauwelijks zichtbaar zijn hoofd. „Krijg je dan niet een bepaalde vrijblijvendheid? Het is ook een voorrecht dat de Bijbel dagelijks open mag gaan. Dat hebben we hun bij te brengen.”
Van Wijngaarden: „Ik zou er niet op hameren dat jongeren elke dag uit de Bijbel móéten lezen. Ik doe het zelf ook liever drie keer per week een uur dan iedere dag tien minuten.”
Het is allebei nodig, vindt Nijsink. „Regelmaat zie je ook terug in Bijbel. Dát wil God zegenen. Het zoeken naar regelmaat klinkt heel anders dan moeten. Bijbellezen is inderdaad een voorrecht.”
Van Wijngaarden: „Ja, maar veel jongeren ervaren dat niet zo.”
Ds. Uitslag: „Jezus ging naar gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge. Dat is de Bijbelse lijn.”
Van Wijngaarden: „Het mag duidelijk zijn dat ik daar niet op tegen ben. Maar ik heb liever dat jongeren drie keer per week met vreugde de Bijbel lezen dan zeven keer uit verplichting. Dan zet ik liever daar op in.”
Jongeren leven, meer dan ooit misschien wel, in twee werelden. Ze kunnen heel gemakkelijk schakelen tussen wereld en kerk. Wat zegt dat over het gezag van de Bijbel over hun leven?
Ds. Uitslag: „Die had vroeger meer zeggingskracht dan nu. Door de moderne media zien jongeren veel meer, worden ook vaker geconfronteerd met de wereld. In dat spanningsveld gaan ze hun eigen mening vormen. De vraag is: lukt het ons, door het werk van de Heilige Geest, de relevantie van Gods Woord duidelijk te maken?”
Nijsink: „Dit alles heeft met ons wereldbeeld te maken: hoe zien jongeren de wereld om hen heen en hun eigen hart? Dáárover moet gesproken worden. En dan is het belangrijk om eerst te luisteren naar wat de Heere zegt.”
Van Wijngaarden: „Dat zijn bekende klanken voor jongeren. Ze zeggen: „Dominee, dat weten we wel.” Maar laat ze zelfstandig ontdekken wat de Bijbel tegen hen zegt, bijvoorbeeld op het gebied van seksualiteit.”
Ds. Uitslag vraagt zich af of jongeren die Bijbelse uitgangspunten echt kennen. Over het algemeen is er maar weinig besef van de kortstondigheid van het leven, zegt hij. „Wanneer hebben ze voor het laatst gedacht aan de wederkomst van de Heere Jezus of aan de dood? Dan zijn de jongeren in Urk best eerlijk en zeggen: „Misschien tijdens een begrafenis, maar verder niet.” Het lukt ons onvoldoende om jongelui bij de ernst van het leven te bepalen.”
Nijsink: „De Heilige Geest werkt nog steeds. Misschien verwachten we het wel te weinig van Hem.”
Er verschijnen tal van dagboekjes als hulpmiddel bij het Bijbellezen. Positief?
Ds. Uitslag: „Ik heb zelf meegewerkt aan een aantal dagboekjes bij de Bijbel. Het nadeel van dagboekjes is dat je daarin de stof voorkauwt. Bovendien zijn er jongeren die alleen het dagboekje lezen en de tekst die erboven staat, maar Gods Woord dichtlaten. Het gaat er echter om dat ze de Schrift bestuderen en zich afvragen: wat staat er, wat heb ik er zelf aan, wat is de relevantie van deze tekst?”
Van Wijngaarden: „Helemaal mee eens. Voorgekauwde kost, daar leren jongeren onvoldoende van.” Met de nodige zelfspot: „De dagboeken van mezelf zijn natuurlijk goed.”
Hij adviseert jongeren Bijbelgedeelten te lezen en te noteren welk vers er op dat moment voor hen uitspringt. „Ga daarover nadenken, om bidden. De rest van de verzen snap je misschien niet, en dat geeft ook niet. Bijbelteksten hebben altijd iets weerbarstigs. Luther zei dat je de Bijbel moet lezen zoals je vis eet: het vlees eet je op en de graten laat je liggen.”
Ds. Uitslag: „En ik zou hele Bijbelboeken doornemen, al hoeft dat niet op volgorde, maar niet hapsnap een tekst hier of een tekst daar lezen. Dan leer je de rode draad in de Bijbel en allerlei dwarsverbanden zien.”
Er zijn ook jongeren die sowieso nooit lezen en liever met hun handen werken. Wat adviseert u hen?
Ds. Uitslag: „Ze hebben vaak aan enkele verzen genoeg. Anders haken ze af. Als deze jongeren maar over het Woord nadenken.”
Nijsink: „Voor deze jongeren is catechese belangrijk. En als de preek voor hen onbegrijpelijk is, wordt het wel heel moeilijk om hen vast te houden. Ook ouderen hebben hierin een verantwoordelijkheid. En als zij niet het gereedschap hebben om jongeren te helpen, moeten ze worden toegerust.”
Ds. Uitslag: „De Bijbel met uitleg –in de Statenvertaling– of de Herziene Statenvertaling ernaast, kunnen daarbij helpen.”
Van Wijngaarden is blij met uitgaven zoals de Herziene Statenvertaling (HSV) en de HSV-jongerenbijbel. „Als ik kijk naar mijn eigen doelgroep, zie ik een toename in het actief Bijbellezen. Dat is precies waarop de HGJB de afgelopen jaren heeft ingezet. We zijn dus blij met de resultaten van het onderzoek en gaan op dit spoor verder.”
Ds. Uitslag, tegen Nijsink: „Misschien lopen sommige van onze jongeren vast in de Statenvertaling en mogen ze geen andere vertaling lezen. Daar moeten we niet te krampachtig mee omgaan.”
Nijsink knikt. „We houden vast aan de Statenvertaling als de betrouwbaarste. Maar ter verduidelijking is het natuurlijk prima om ook andere vertalingen, zoals de HSV, te raadplegen. De HSV maakt een redenering van Paulus niet per se gemakkelijker, maar soms kan het lezen van een andere vertaling helpen.”
Ds. Uitslag pleit ervoor jongeren meer ruimte te geven. „Ik hoorde van een jongere die van zijn eigen geld een Bijbel met uitleg had gekocht. Die kwam er thuis echter niet in. Wat doet dat met zo’n jongere? Laten we als ouders niet meteen met ons oordeel klaarstaan, maar hen helpen. Het gaat er allereerst om dat ze de Bijbel lezen.”
Meer dan de helft van de jongeren gaat soms of nooit in gebed over wat ze gelezen hebben. Wat zegt dat?
Ds. Uitslag: „Bidden en Bijbellezen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hoe kun je Gods Woord begrijpen als de Heilige Geest je verstand niet verlicht? En bidden zonder Bijbellezen is te vergelijken met het binnengaan van de spreekkamer van de dokter, al je vragen stellen maar geen antwoord afwachten.”
Van Wijngaarden: „Het is belangrijk dat jongeren leren luisteren. „Heere God, wat wilt U me vandaag in dit gedeelte leren? Welke vers valt me op, welke regels zou ik onderstrepen, welk woord spring eruit?” Dat kan bijvoorbeeld het woord ”ontzag” zijn, of ”gehoorzaamheid”. Ga daarover in gesprek met God.”
Nijsink: „Het gaat uiteindelijk om een relatie met de Heere. De Bijbel spreekt heel vaak over het kennen van Hem. Bijbellezen is niet zozeer informatie over God vergaren, maar met Hem omgaan. We moeten jongeren toch kunnen bijbrengen dat dit niet saai is?”
Ds. Uitslag: „Informatie en relatie gaan samen op. Het gaat om een relatie met de God Die Zich in de Bijbel heeft geopenbaard. Je hebt de Bijbel nodig om Hem te kennen en te leren wat Hij van ons vraagt.”
Nijsink: „Absoluut.”
Meer dan de helft van de ondervraagde jongeren is niet tevreden over zijn manier van Bijbellezen. Een veelgehoorde klacht is: „Ik wéét dat het goed is om de Bijbel te lezen, maar er komt (door allerlei redenen) zo weinig van.” Wat zegt u als aansporing tegen zo’n jongere?
Van Wijngaarden: „Ik zou vooral onszelf –de jeugdwerkers en catecheten– willen aansporen. Laten we jongeren op zo’n manier leren Bijbellezen dat ze er vreugde aan beleven, dat het spannend wordt.”
Ds. Uitslag: „Ik zou tegen zo’n jongere willen zeggen: op je kamer ligt een brief van de belangrijkste Persoon ter wereld. Hij heeft je wat te zeggen. Het is een voorrecht dat God in je eigen taal tot je komt en je gelukkig wil maken. Jezus heeft ervoor moeten sterven. Hij wil dat je Zijn brief leest.”
Nijsink: „Een tekst die voor mij leidend is in het jeugdwerk, is Johannes 17:3: „En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.” Dáár gaat het om. Ik gun iedere jongere de ervaring van de Emmaüsgangers: hun harten brandden toen de Heere Jezus de Schriften opende. Als Hij uitleg geeft, is dat overweldigend. Dat maakt Bijbellezen niet saai, maar spannend.”