Kerk & religie

„Bijbellezen? Saai en moeilijk”

Saai, moeilijk, een verplichting. Jongeren nemen geen blad voor de mond als hun wordt gevraagd wat Bijbellezen voor hen betekent. De dominee schrikt er inmiddels niet meer van, al raakt het hem wel.

Janita van Hoeven-ten Voorde

29 October 2015 12:23Gewijzigd op 15 November 2020 22:56
Catechisanten van de hersteld hervormde gemeente in Schoonrewoerd. beeld William Hoogteylling
Catechisanten van de hersteld hervormde gemeente in Schoonrewoerd. beeld William Hoogteylling

Maandagavond, catechisatieavond. Jongeren drommen bijeen voor de deur van de hersteld hervormde gemeente in Schoonrewoerd, gelegen in een nieuwbouwwijk aan de rand van het dorp. Als de predikant, ds. F. van Binsbergen (33), hen roept, stommelen ze, al pratend over repetities, leraren en schoolperikelen, de trap op naar een bovenzaal.

Zestien, zeventien jaar zijn ze, en vanavond gaat het, op verzoek van deze krant, over Bijbellezen. Eerst wat drinken: koffie, thee of fris. Op de tafels, die in een U-vorm staan opgesteld, liggen Bijbels, in de Statenvertaling, en een stencil met vragen en stellingen.

„Bijbellezen is voor mij… maak die zin eens voor jezelf af?” vraagt ds. Van Binsbergen de catechisanten nadat hij is voorgegaan in gebed. Een paar meiden kletsen nog door, maar zijn stil als één van de jongens de spits afbijt. „Een verplichting”, zegt hij eerlijk. „Ik lees weinig in de Bijbel. Alleen op zondag in de kerk. Daar moet ik van mijn ouders naartoe, dus doe ik dat.”

„Wat houdt je tegen om de Bijbel te lezen?” informeert de predikant. „Ik herken mezelf niet in de verhalen. Sommige zijn wel mooi, bijvoorbeeld die van David en Goliath, maar andere boeien me niet.”

„Ik vergeet vaak in de Bijbel te lezen”, reageert een meisje. „Als ik ’s avonds in bed lig, ben ik moe. Ik check mijn telefoon en ik ga slapen. Een stukje uit mijn dagboek lezen schiet er dan bij in.”

Een andere catechisant noemt Bijbellezen juist „verrijkend. ’s Zondagsmiddags ga ik weleens op onderzoek uit in de Bijbel. Dan lees ik nog wat over de preek en kom ik soms onverwachte dingen tegen. De andere kant van God bijvoorbeeld. Hij is vergevend, maar kan ook flink straffen. Daar leer ik van.”

Geslachtsregisters

Ds. Van Binsbergen: „Velen noemen Gods Woord het middel tot de zaligheid, een medicijn voor het geestelijke leven, het schatboek van de kerk. Zijn jullie het daarmee eens?” De jongeren knikken. „Hoe komt het dan dat je de Bijbel toch gemakkelijk laat liggen? Een meisje: „Het lezen van de Bijbel doet me vaak niets. Muziek raakt me eerder.” Een jongen: „Als ik in de Bijbel lees, denk ik vaak: „Dat weet ik allemaal al. Ik leer er weinig van.” „Daarom lees ik uit Openbaring”, reageert zijn mede-catechisante. „Dat is niet zo’n bekend Bijbelboek en heel interessant. Er staan dingen in die uit een heel andere wereld lijken te komen.”

„Hoe kun je voorkomen dat de Bijbel je niets nieuws meer te bieden heeft?” vraagt de predikant. Dezelfde jongen: „Ik lees weleens een stukje uit de catechismus.” Dominee, lachend: „Alle respect voor jouw Bijbelkennis, maar er zijn toch ook gedeelten in de Bijbel die je niet kent?” Hij: „Maar die interesseren mij niet echt, zoals geslachtsregisters en zo. Die zijn zo saai.” Dominee: „Toch kan een geslachtsregister ook heel leerzaam zijn. Neem die van de Heere Jezus. Daar staat een aantal namen van publieke vrouwen in. Dat zegt iets over de liefde van God tot zondaren. Ga eens op zoek naar zo’n boodschap.”

Een van de jongens geeft aan dat hij in de kerk vaak de Bijbel in een Engelse vertaling leest. „Veel woorden begrijp ik in onze taal niet goed. In het Engels lukt me dat beter.”

„Maakt het eigenlijk uit welke vertaling je gebruikt?” informeert ds. Van Binsbergen. Sommige catechisanten denken van niet. „Ik ga ervan uit dat elke vertaling met de beste bedoeling is gemaakt en dezelfde boodschap bevat. Van een gemakkelijke Bijbelvertaling steek ik het meeste op”, zegt een meisje. Een jongen is het met haar eens. „Zolang ze maar niet de boodschap veranderen.”

„God heeft de Bijbel in het Hebreeuws en het Grieks laten opschrijven. Had Hij daar dan geen bedoeling mee?” werpt ds. Van Binsbergen tegen. „Ha, logisch”, reageert een catechisante gevat. „Toen bestond het Nederlands nog niet.” Dominee: „Is het niet beter om te kiezen voor een vertaling die dicht bij de grondtalen blijft? Zij: „U wilt zeker dat we allemaal die oude vertaling gebruiken?” Dominee: „Die is wel het meest betrouwbaar. Je kunt er een andere vertaling naast lezen of een Bijbel met uitleg gebruiken, die heb je in de Statenvertaling en in de Herziene Statenvertaling.”

Om te benadrukken waarom het belangrijk is om de Bijbel te lezen, behandelt de predikant met de catechisanten enkele Bijbelteksten die over het onderzoeken van Gods Woord gaan. Een van de meiden heeft ondertussen haar mobiel gepakt. „Hoe schrijf je catechisatie? Ik moet even een berichtje aan mijn vader tikken. Nou ja, ik doe wel kattebak.”

Niet verrast

„De Bijbel zegt van zichzelf dat hij nuttig is tot lering, tot wederlegging, tot verbetering en tot onderwijzing. Dat zou ik aan jullie willen meegeven”, eindigt ds. Van Binsbergen. „De Bijbel is nuttig, omdat je er iets van kunt leren, maar bovenal tot bekering en verandering van je leven. Ja?” „Ja”, klinkt het instemmend. „Als jullie dat echt vinden, dan hoop ik dat dat ook tot uiting komt in de manier waarop jullie met je Bijbel omgaan.”

De dominee eindigt en de catechisanten verlaten de zaal. Een meisje ruimt de mokken en glazen op. Ze vond het een „moeilijke” catechisatieles. „Het is best een drukke groep. Ik vind het dan lastig om iets persoonlijks te delen.”

De mening van jongeren over Bijbellezen verbaast ds. Van Binsbergen niet, geeft hij na afloop aan. „Ik heb inmiddels in vijf gemeenten catechisatie gegeven en overal kom ik hetzelfde probleem tegen. De jeugd vindt Bijbellezen moeilijk en de meesten doen het weinig. Ze ervaren een kloof tussen de taal van de Bijbel en hun eigen leefwereld.”

Ook al is hij niet verrast door de reacties, ze grijpen hem wel aan. „Ik reageer uiterlijk rustig, maar het doet me verdriet als jongeren het middel tot de zaligheid ongebruikt in de la laten liggen. Anderzijds stimuleren ze me om me nog meer te verdiepen in de mogelijkheden om die taalkloof te overbruggen.”

Vrachtwagens

Een eenvoudige remedie daarvoor is er niet, constateert ds. Van Binsbergen. „De kloof zal alleen maar groter worden. We leven nu in een beeldcultuur. Waar ik vroeger wekelijks drie à vier boeken verslond, gebeurt dat nu nauwelijks meer.”

Predikanten zullen daarom steeds minder Bijbelse begrippen als bekend moeten beschouwen en steeds meer moeten uitleggen, verwacht hij. In zijn preken licht hij woorden zoals zonde, gerechtigheid en heiligheid toe en gebruikt hij vaak voorbeelden uit de leefwereld van jongeren. „Ik preekte laatste over Job. In onze tijd zou hij een drukbezette zakenman zijn, met drieduizend vrachtwagens, honderden bestelbusjes en een overvolle agenda. Toch schrijft de Bijbel dat hij dagelijks tijd vrijmaakte om een offer te brengen voor zichzelf en zijn kinderen. Te weinig tijd is dus geen excuus om God niet te zoeken, luidde de boodschap. Ik merkte dat zo’n voorbeeld landt in de gemeente.”

Jongeren hebben tegenwoordig behoefte aan identificatiefiguren, stelt ds. Van Binsbergen. „Levende voorbeelden van mensen die dagelijks putten uit de Bron en die iets kunnen vertellen over de vreugde die ze ervaren bij het lezen van Gods Woord. Als die voorbeelden oplichten, wordt de vraag naar het nut van Bijbellezen beantwoord.”

Hoezeer de tijd ook verandert, het lezen van de Bijbel blijft noodzakelijk voor ons behoud, stelt ds. Van Binsbergen. „In de gelijkenis van de rijke man en Lazarus vraagt de man of Abraham Lazarus naar zijn broers wil sturen om hen te waarschuwen. Daarop antwoordt Abraham dat de broers de woorden van Mozes en de profeten hebben om zich te bekeren. We kunnen van alles verzinnen, maar het Woord is genoeg. Dat is een kracht van God tot zaligheid.”


Geen losse tips aan jongeren

Adviezen geven aan jongeren die worstelen met Bijbellezen daar is ds. Van Binsbergen huiverig voor. „Het lijkt dan zo maakbaar. De praktijk is vaak veel weerbarstiger. Bovendien schep ik dan het beeld dat ik zou weten wat voor elke jongere het beste is, zonder te luisteren en recht te doen aan het unieke van ieder van hen.”

De een heeft behoefte aan een apologetische aanpak, bij de ander is er vooral een pastorale toon nodig, stelt hij. „Bij de een werkt de confrontatie uitstekend en bij een ander de geduldige aanpak van een coach aan de zijlijn. Daarom geef ik liever geen losse tips.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer