Haagse musea stellen tafel- en eetcultuur centraal
De paleistafel is gedekt. Het porseleinen huwelijksservies van koningin Wilhelmina staat op tafel te pronken. Haar zilveren servies, ook een huwelijkscadeau, moet het doen met een plaatsje in de vitrine.
Ook de koninklijke familie heeft zo haar voorkeuren. Meestal valt er slechts naar te raden. De tentoonstelling ”Nederland dineert” in het Gemeentemuseum in Den Haag –die sinds deze week te bezoeken is– onthult er in elk geval één. De plaats die beide serviezen kregen toebedeeld, is symbolisch. Het zilveren, veel strakkere servies vond Wilhelmina niet fraai, zo gaat het verhaal, weet Barend J. van Bentheim. „Máxima gebruikt het wel”, aldus de tafelzilverkenner, die meewerkte aan de tentoonstelling en het bijbehorende boek ”Nederland dineert. Vier eeuwen tafelcultuur”.
Het Gemeentemuseum maakt het liefhebbers van tafelen, serviezen en historie gemakkelijk. Waar anders kun je op loopafstand van elkaar met eigen ogen zien hoe de maaltijd in –zeg– Kasteel Middachten (De Steeg), Kasteel De Haar (Utrecht), jachthuis Sint-Hubertus (Hoenderloo) en Paleis Noordeinde (Den Haag) eraan toegaat of toeging?
Het bijzondere aan ”Nederland dineert” is dat vrijwel alles wat in het museum bij elkaar staat opgesteld ook daadwerkelijk bij elkaar hoort. De tafels zijn waarheidsgetrouwe reconstructies met de originele serviezen, couverts, tafelkleden en servetten.
Enkele uitzonderingen daargelaten, want in bijvoorbeeld Kasteel Middachten is geen eettafel meer aanwezig. Gezien de maat van het –wel bewaard gebleven– damasten tafellaken moet hij er ongeveer zo hebben uitgezien als het exemplaar dat nu in Den Haag prijkt. Rond 1695 zaten gasten op het kasteel werkelijk op de met bordeauxrode ornamenten versierde stof van de stoelen en aten ze echt van het tinnen tafelservies dat nu de tafel in het Gemeentemuseum tooit. Omstreeks 1895 was in Kasteel De Haar inderdaad de tafel pas compleet met het nu getoonde tafelzilver van Pierre Cuypers.
Uit eigen kast
Vrijwel alles wat op de tentoonstelling te zien is heeft het museum in bruikleen, vertelt conservator Jet Pijzel. Ze doet al jarenlang onderzoek naar tafelcultuur in Nederland en haar kennis en contacten liepen uit op ”Nederland dineert”. Voor de koninklijke tafel kwamen onder meer serviezen en linnengoed vanuit het depot van het Koninklijk Huis naar het Gemeentemuseum. Voor de meest recente tafelopstelling gaven de huidige bewoners van Kasteel Wijlre hun eettafel inclusief toebehoor in bruikleen. Zelfs de turkoois-met-paarse geweven gordijnen, ze dateren uit 2008 of 2009, zijn voor deze gelegenheid verhangen.
Persvoorlichter Brigitte Timmermans noemt ”Nederland dineert” een ode aan het tafellaken. „Tot halverwege de vorige eeuw werd de tafel altijd gedekt met een wit tafelkleed.” En inderdaad is ook op de tentoonstelling elke tafel is voorzien van een luxe wit kleed.
Soms zit daar een aardig verhaal aan vast. Het laken dat de tafel van de Fundatie van Renswoude te Utrecht siert komt niet uit Utrecht. „Ik heb het uit mijn eigen kast gehaald”, onthult kunsthistorica Sanny de Zoete, die als kenner van damast meewerkte aan de tentoonstelling en het boek. „Het is een achttiende-eeuws tafellaken.”
Vluchteling
Aan het begin van de tentoonstelling prijkt een ruim 4 meter lang tafelkleed uit 1604, in een op maat gemaakte vitrine. Precies op de juiste plek –passend bij het tafelblad– zijn 22 borden in het kleed geweven, net als de messen en vorken. Dat is niet het enige. Ook het eten is al opgediend: van pastei tot vruchten. De delen die over de tafel afhangen laten onder meer een zeeslag zien en de wapens van koning Hendrik IV van Frankrijk
„Het is het bijzonderste tafellaken dat ooit werd gemaakt”, stelt De Zoete. „Normaal gesproken ligt het opgeslagen in het depot van het Rijksmuseum in Amsterdam. De maker ervan is Passchier Lammertijn, die rond 1585 vanwege zijn geloof vanuit Vlaanderen naar Haarlem vluchtte.” Haarlem kende een bloeiende lakenindustrie en Lammertijn was een bekwaam damastwever. „De Rembrandt van de wevers”, zo noemt De Zoete hem.
Wat Lammertijn onder de wevers is, is Joan Sallas onder de servettenvouwers. De wereldberoemde Catelaanse kunstenaar kwam naar Nederland om servetten te vouwen voor deze tentoonstelling. Vanaf de renaissance werd het mode om tafellinnen te vouwen – en Sallas’ kunsten zijn een poging de vergeten traditie onder de aandacht te brengen.
Het resultaat, van konijn en kip tot vis en pauw, ziet er even kunstig als onbegrijpelijk uit. Zo’n servet maakt elke tafel tot pronkstuk.
De tentoonstelling ”Nederland dineert. Vier eeuwen tafelcultuur” is te zien tot en met 28 februari 2016.
www. gemeentemuseum.nl
Van Aagje de keukenmeid tot Menno de Koning
In Den Haag is het de komende maanden goed toeven voor culinair geïnteresseerde museumbezoekers. Niet alleen het Gemeentemuseum is een bezoek waard (zie elders op deze pagina), ook Museum Meermanno heeft wat te bieden. In ”Aan tafel! Een boekje open over eetcultuur”, een samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek, ligt de nadruk meer op eten dan op tafelen. Tientallen vitrines met in totaal enkele honderden kookboeken schetsen in grote lijnen hoe de eetcultuur van Nederland in de afgelopen eeuwen veranderde.
Alleen een vergelijking tussen de eerste zaal –met de oudste kookboeken– en een van de laatste zalen –met boeken van hedendaagse culinaire bekendheden, zoals Menno de Koning, die vorig jaar winnaar werd in het populaire tv-programma Heel Holland Bakt– spreekt boekdelen. Werd er in de achttiende en de negentiende eeuw gekookt volgens de recepten van bekwame keukenmeiden, anno 2015 ga je de keuken niet in zonder recepten van een topchef of een bekende uit het ene of andere culinaire programma. Tegelijk is de overeenkomst grappig: de behoefte aan iemand die je aan de hand neemt is kennelijk van alle tijden. Of diegene Aaltje of Menno heet doet er dan minder toe.
Vergeet ook de invloed van de huishoudschool niet. Hele generaties leerden koken volgens de daar geldende regels. Was het niet op de school zelf, dan wel uit het ”Kookboek van de Amsterdamse Huishoudschool” of ”Het Haagse kookboek”. Tegenwoordig is het haast ondenkbaar dat een receptenboek, zelfs in een herziene versie, zolang meegaat. Eettrends veranderen snel (Wie at twintig jaar terug couscous? Wie had vijf jaar geleden van quinoa gehoord?) en ook bereidingsmethoden veranderen door technische ontwikkelingen.
De tentoongestelde kookboeken variëren van bijzonder (handgeschreven receptenboeken uit de achttiende eeuw) tot heel gewoontjes (”200 lekkere partyhapjes”, uitg. Elsevier, 1976). Dat zorgt voor evenwicht. Er komen veel thema’s aan de orde, waaronder afvallen en vasten, eten over grenzen, kooktechnieken (van koken in de Römertopf tot ”De kunst van het moleculair koken” van Anne Cazor) en koken voor en door kinderen.
De informatie is soms een tikje fragmentarisch en er hadden met gemak meer lijnen getrokken kunnen worden. Dat neemt niet weg dat ”Aan tafel! Een boekje open over eetcultuur” een uiterst aangename tentoonstelling is om doorheen te slenteren.
De tentoonstelling ”Aan tafel! Een boekje open over eetcultuur” is te zien tot en met 31 januari 2016.
Aan tafel voor kinderen
Bij diners hoorden kinderen er in de afgelopen eeuwen lang niet altijd volwaardig bij: soms kregen ze enkel een staplaats aan tafel. Maar het Gemeentemuseum houdt jonge bezoekers van de tentoonstelling ”Nederland dineert” juist wel in het oog. Er is een aparte zaal voor de kinderen, waarin ook een tafelopstelling is gemaakt met onder meer stoelen van Pastoe, een fantasierijk sculptuur met koekenpan van David Bade en foto’s van Holger Niehaus. Verder zijn de originele tekeningen te zien van het prentenboek ”Allemaal aan tafel! Of hoe graag Jan een meisje vindt dat precies weet hoe het hoort…” van Rindert Kromhout en Margriet Heymans, dat –naar goede gewoonte van het museum– ter gelegenheid van de tentoonstelling verschijnt.
Zeker voor gezinnen is het de moeite waard om ook –gratis– de lounge van het naastgelegen Fotomuseum te bezoeken. Drie Nederlandse gezinnen laten daar door middel van grote familieportretten zien wat ze in een week thuis en buitenshuis consumeren.
De drie portretten zijn een aanvulling op het project van fotograaf Peter Menzel (bekroond met twee World Press Photo Awards) en journaliste Faith D’Aluisi, die voor hun boek ”Hungry Planet. What the World Eats” de wereld over reisden om vast te leggen wat mensen in een week eten. Omdat Nederland ontbrak in dit boek maakte Menzel op uitnodiging van het Voedingscentrum alsnog drie foto’s.
>>fotomuseumdenhaag.nl
Boekgegevens
Nederland dineert. Vier eeuwen tafelcultuur, Jet Pijzel-Dommisse (red.); uitg. Waanders, Zwolle, 2015; ISBN 978 94 626 2057 5; 320 blz.; € 34,50; Allemaal aan tafel! Of hoe graag Jan een meisje vindt dat precies weet hoe het hoort…, Rindert Kromhout en Margriet Heymans; uitg. Leopold, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 2586 796 6; 32 blz.; € 14,99.