Hoe de strijd tegen ebola begon
Ebola staat sinds vorig jaar op de kaart. Daar zorgde de grote uitbraak in West-Afrika wel voor. Voor de Belgische virusjager Guido van der Groen (72) was de epidemie aanleiding om zijn biografie te schrijven en te verhalen hoe het virus enkele decennia geleden werd ontdekt.
De geschiedenis begint eind september 1976; een verhaal dat leest als een medische thriller. Een piloot van Sabena komt terug uit Kinshasa en levert hoogstpersoonlijk een blauwe thermosfles af bij het Antwerpse Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG). Van der Groen en enkele collega’s treffen daarin bloedbuisjes aan van een Belgische missiezuster die in Zaïre (het huidige Congo-Kinshasa) een geheimzinnige ziekte heeft gekregen. „Zuster Myriam heet ze”, schrijft Van der Groen. „En ze had al hoge koorts en bloedingen toen het bloed werd afgenomen. Op het moment dat de buisjes Antwerpen bereikten, is de zuster overleden. Twee andere Belgische nonnen en tientallen Zaïrezen waren haar al voorgegaan.” Allemaal kregen ze koorts en bloedingen.
Een week na ontvangst van de thermosfles –terwijl er in Zaïre steeds meer mensen overlijden– leggen de Antwerpse onderzoekers kweekmateriaal onder de elektronenmicroscoop en staan ze voor het eerst oog in oog met het dodelijke virus.
Het lijkt op het marburgvirus en veroorzaakt vergelijkbare ziekteverschijnselen, maar is het niet. Amerikaanse, Britse en Franse collega-wetenschappers komen al snel tot dezelfde conclusie. In allerijl organiseren gezondheidsinstanties een internationale missie naar het getroffen gebied: het Noord-Zaïrese dorp Yambuku.
Maîtresse
Die tijd in Afrika heeft zijn leven veranderd, schrijf Van der Groen. Hij vergelijkt het met een buitenechtelijke relatie. „Ebola is de naam van mijn koele minnares en zoals dat wel vaker gaat met maîtresses, hult ze zich in mysterie. Jarenlang zal ik hardnekkig zoeken naar de dierlijke gastheer waarin het virus zich tussen de outbreaks door schuilhoudt, tot de volgende gelegenheid om mensen en mensapen te bespringen en binnen een dag of tien te vellen.”
Dat hij verslingerd raakt aan ebola (en later aan het onderzoek naar hiv/aids) betekent dat het virus –net als een echte buitenechtelijke relatie– een bedreiging vormt voor zijn huwelijk. Tegen de tijd dat Van der Groen en zijn vrouw Dina met pensioen gaan, moet hij concluderen: „Veertig jaar lang heeft Dina er zo goed als alleen voorgestaan. (…) Ik besef dat ze zichzelf heeft opgeofferd voor ons gezin. Ze heeft me moeten verdragen, veel meer dan ik haar. Het was vaak dansen op een slap koord maar –en dat hebben we samen goed gedaan– de verdraagzaamheid en de wil van allebei om een consensus te vinden, heeft de ”eenheid in verscheidenheid” in stand gehouden.” Bij collega’s liep het soms minder goed af.
Apparatuur
Half oktober 1976 arriveert Van der Groen in Zaïre. In de hoofdstad Kinshasa richt hij in het Nagliemaziekenhuis een klein beveiligd laboratorium in. Amerikaanse collega’s hebben de apparatuur daarvoor meegebracht. In een paar weken tijd zal hij zowel in Kinshasa als in Yambuku honderden bloedmonsters testen op de aanwezigheid van antistoffen tegen de nieuwe ziekteverwekker.
Rivier
Hoe het virus zijn naam kreeg? Dat herinnert de Belgische onderzoeker zich nog goed. Het begint met een landkaart die in een gang hangt en niet al te gedetailleerd is. „Yambuku staat er bijvoorbeeld niet op, maar niet ver van waar het dorp moet liggen, stroomt een rivier met de naam Ebola. Misschien is dat beter dan ”Yambuku”. Het lassavirus en het marburgvirus zijn wel genoemd naar de plaats waar het virus in kwestie voor het eerst opdook, maar nu zitten de bewoners voor altijd met een brandmerk. (…) Bovendien ”bekt” ebola lekker, in zowat elke taal.”
Secuur
Terwijl hij met de bloedmonsters werkt, is Van der Groen er terdege van doordrongen dat hij uiterst secuur moet werken. Terugblikkend verbaast hij zich over de minimale bescherming waarmee hij het virus hanteerde. Bij de meest recente uitbraak verpleegden „mannen en vrouwen in ruimtepakken” hun patiënten. „Ik denk terug aan 1976 en zie voor me hoe wij gekleed liepen als we in het veld bloed afnamen van ebolapatiënten of in het lab aan de slag waren met ebolapositieve monsters: een laboratoriumschort, handschoenen en een mondmaskertje. En toch zijn de meesten van ons ebolavrij gebleven.” Dat heeft alles te maken met hygiëne, denkt hij: veel de handen wassen en niet in de ogen wrijven of in de neus peuteren.
Injectie
In Yambuku komt het internationale onderzoeksteam al snel tot de conclusie dat het ziekenhuisje van de Belgische missiezusters de verspreiding van ebola heeft bevorderd. De boosdoener: niet-steriele naalden. En de volksaard. „Zonder injectie heb je geen behandeling gekregen, toch niet echt. Dat is nu eenmaal de mentaliteit van de bevolking hier. Enkel ’s ochtends werden de naalden gesteriliseerd, de rest van de dag niet meer.”
Naar schatting 30 procent van de patiënten raakte geïnfecteerd door injectie met niet-steriele naalden. Maar, zo voegt Van der Groen er onmiddellijk aan toe: „Het grootste deel van de besmetting is gebeurd door contact met de lichaamsvochten van de patiënt: bloed, braaksel, uitwerpselen. Dat contact vond veelal plaats tijdens begrafenisrituelen waarbij familieleden de overledene wasten, of –in de beginperiode van de epidemie– doordat verzorgers geen schorten, maskers en handschoenen droegen.” Ook tijdens de recente epidemie in West-Afrika bleken begrafenisrituelen een belangrijke bron van besmetting.
Teleurstelling
Mensen krijgen ebola van dieren, zo veel is duidelijk. In 1979 en 1980 reist Van der Groen opnieuw naar Afrika om met collega-onderzoekers te achterhalen welke dieren het virus bij zich dragen. Ze verzamelen duizenden weefselmonsters van onder meer vleermuizen, apen, ratten en stekelvarkens en in Antwerpen onderzoekt hij ze op de aanwezigheid van het virus. Echter, de eerste missie levert niets op. „De teleurstelling is amper te verkroppen als we na twee maanden intensieve arbeid in het Afrikaanse oerwoud en nog eens enkele slopende weken in het ITG niets vinden. Geen enkel dier draagt ebola. Het is een nederlaag voor de wetenschap en voor mezelf.”
Het resultaat van de tweede missie is hetzelfde. „Ook deze keer hebben we geen jota kunnen bijdragen aan de wetenschappelijke kennis over het reservoir van ebola.” Tot op de dag van vandaag is niet duidelijk in welke dieren het ebolavirus zich schuilhoudt.
Later in zijn loopbaan verlegt Van der Groen zijn werkterrein naar hiv, het virus dat aids veroorzaakt. Dit deel van het boek komt over als een intermezzo in het relaas over ebola.
Schriftjes
Tijdens de meest recente uitbraak in West-Afrika is Van der Groen niet meer in actieve dienst. Toch volgt hij het nieuws op de voet. „Een goede twee weken na de eerste publicaties (in maart 2014, AB) kruipt het bloed alweer waar het niet gaan kan en begin ik opnieuw cijfers te noteren in schriftjes. De berichten op internet volgen elkaar steeds sneller op en de statistieken pieken. West-Afrika. Dat het dáár gebeurt, intrigeert me.”
De virusjager noemt een aantal redenen waarom ebola deze keer een grootschalige epidemie kon veroorzaken in meerdere landen – tot op heden telde de WHO 28.500 zieken en 11.300 doden. Eerdere uitbraken bleven kleinschalig en kostten hooguit een paar honderd mensen het leven. „Bittere armoede, onwetendheid, corruptie, slechte basisgezondheidszorg, onhygiënische begrafenisrituelen, geloof in traditionele genezers: het heeft allemaal meegespeeld, zeker. Maar die factoren golden ook bij de vroegere outbreaks in Centraal-Afrika.”
Drie dingen waren wél anders, signaleert hij. „Ten eerste: ebola was in West-Afrika nieuw voor de patiënten, maar ook voor veel gezondheidswerkers. Daardoor bleef het virus drie maanden lang volledig onder de radar en waren er al tientallen, misschien wel honderden gevallen op het moment dat de Guinese overheid er in maart 2014 lucht van kreeg. De ziekte was toen zelfs al overgesprongen naar Sierra Leone en Liberia.”
In de tweede plaats is de reislust in de getroffen regio buitengewoon groot. „Mensen reizen vaak en ver om te werken, om familie in een buurland te bezoeken of omdat de levensomstandigheden elders tijdelijk wat minder slecht zijn dan in de eigen streek.”
Maar ook de informatievoorziening heeft de verspreiding bevorderd, denkt Van der Groen. Door de dodelijkheid van de ziekte te benadrukken, bleven mensen uit angst weg uit het ziekenhuis. Verstandiger was het geweest om te benadrukken dat mensen daar een grotere overlevingskans hebben dan thuis, aldus de Antwerpse onderzoeker.
Hoezeer hij ook op ebola is betrokken, het liefst ziet Van der Groen dat het hele zorgstelsel in Afrika verbetert. Dit virus is immers maar een van de gezondheidsproblemen waar het continent mee kampt en die mensen het leven kost.
www.inhetspoorvanebola.be voor foto- en videomateriaal.
Boekgegevens
In het spoor van ebola. Mijn leven als virusjager, Guido van der Groen; uitg. Lannoo, Tielt, 2015; ISBN 978 94 0142 599 5; 296 blz.; € 19,99.