Buitenland

Hollands goud in depots van de zuiderburen

Het Museum voor Schone Kunsten (MSK) in Gent heeft een aanzienlijke collectie Hollandse kunst uit de Gouden Eeuw. Uit alle hoeken en gaten van het museum (waaronder de depots) is die collectie bij elkaar gebracht en nu in een nieuwe opstelling te zien. Grote namen als Frans Hals, Jan van Goyen en Roelant Savery geven de Hollandse Gouden Eeuw nieuwe glans.

Thomas Van Loocke

26 October 2015 21:24Gewijzigd op 15 November 2020 22:50
”Watervogels”, door Melchior d’Hondecoeter.
”Watervogels”, door Melchior d’Hondecoeter.

Het Museum voor Schone Kunsten in Gent dateert van 1798 en mag zich het oudste kunstmuseum van België noemen. Maar alle begin is moeilijk, het duurde bijna een eeuw voordat zich een collectie van enig belang vormde. Na andere verzamelaars en begunstigers bij elkaar te hebben gebracht, sticht Fernand Scribe in 1897 De Vrienden van het Museum op. Met veel passie grazen zij de Europese kunstmarkt af, waar ze met een beperkt budget heel gerichte werken kopen, vaak na eindeloos pingelen.

In 1913 overlijdt Scribe en legateert hij zijn indrukwekkende privéverzameling Hollandse kunst aan het MSK, dat zijn collectie in één klap enorm ziet toenemen. De optelsom is helder: het Gentse museum herbergt nu de grootste en opmerkelijkste collectie Hollandse schilderkunst buiten Nederland.

Beginfase

Het overgrote deel van wat nu in de tentoonstelling ”De Gouden Eeuw Revisited” te zien is, stamt uit die beginfase van de collectie. De museumzalen zijn opnieuw ontworpen en ingericht en het MSK besloot meer in te zetten op een breed ‘lekenpubliek’. Er wordt sterk chronologisch en thematisch gewerkt en ”het verhaal in de kunstgeschiedenis” wordt op de voorgrond geplaatst. Behalve deze algemene werkwijze, zijn er ook specifieke verandering: sommige schilderijen worden ”in context” getoond. Dat wil zeggen dat er in de nabijheid objecten opgesteld staan die het geheel verlevendigen en tegelijk de bezoeker moeten aansporen om op een andere manier naar de werken te kijken. Deze werkwijze doet sterk denken aan de strategie van het Rijksmuseum, dat onlangs is aangewezen tot een van de vijf beste musea ter wereld.

Oorlogsschip

Zo is er bij enkele zeegezichten een 19e-eeuwse replica van een Engels oorlogsschip te vinden. En naast een werk van de dierenschilder Melchior d’Hondecoeter staat een vitrine met opgezette vogels. Bij een aantal stillevens staat een linnenkast die dienstdoet als rariteitenkabinet.

Het doek van d’Hondecoeter is overigens een van de bijzonderste stukken van de tentoonstelling. Deze Noord-Nederlandse kunstenaar was vooraanstaand dierenschilder in het Amsterdam van de 17e eeuw. Hij specialiseerde zich in het afbeelden van pluimvee en exotische vogels uit de hele wereld en schilderde zowel grote wanddecoraties voor salons als kleine kabinetstukken. Het doek dat te zien is –en waarvan er een andere versie in het Rijksmuseum hangt– was oorspronkelijk onderdeel van een dergelijke wanddecoratie. Bij het veranderen van de mode zijn dergelijke doeken verknipt en apart verhandeld.

Dat een kunstschilder in opdracht van de rijke burgerij werkt en zich op één onderwerp toelegt, is mede veroorzaakt door de scheiding van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden na de val van Antwerpen in 1585. In het noorden treden de kerk en de adel niet langer op als kunstbevorderaars. De kunstenaars richten zich daarom op de middenklasse die aan het ontstaan is. Schilders zijn er groten getale, schilderijen kun je in alle prijsklassen kopen. Nergens ter wereld zijn er in de 17e eeuw zo veel schilderijen vervaardigd als in de Noordelijke Nederlanden. De concurrentie is groot en veel kunstenaars leggen zich toe op één genre, zoals stillevens, landschappen, zeegezichten of portretten. Dat verhoogt de kwaliteit en de productie. In het zuiden, waar de invloed van de Contrareformatie zich laat voelen, doen clerus en adel wel nog een beroep op de vaardigheden van hun kunstenaars en is de vlucht naar de middenklasse minder groot.

Niet zo strikt

Overigens benadrukken de samenstellers van de tentoonstelling dat de scheiding van de Nederlanden vooral politiek en niet artistiek is. Kunstenaars houden contact, zijn mobiel en vinden inspiratie bij elkaar. Zowel Hollanders als Vlamingen bouwen zo mee aan de cultuurrijkdom van de Gouden Eeuw. Ook religieus is de splitsing niet zo strikt als vaak wordt gedacht. In het noorden werken ook rooms-katholieke kunstenaars, zoals bijvoorbeeld Pieter Fransz. De Grebber, wiens ”Maria-Tenhemelopneming” (1648) te zien is. In het Zuiden zijn er roomsen die protestants worden, zoals Jacob Jordaens op latere leeftijd.

Om zowel de verschillen als de gelijkenissen tussen de Vlaamse en de Hollandse schilderkunst uit de verf te laten komen, is ervoor gekozen om de Vlaamse werken in een grote halfronde zaal onder te brengen en de Hollandse in kleinere zalen die zich als het ware rond die grote zaal scharen – al is de scheiding ook hier niet consequent doorgevoerd.

Een opvallende koppeling van Noord en Zuid is te zien in ”De roker” (1655) van Aelbert Jansz. van der Schoor. Daarin ligt de verbinding van moraliserende en vanitaselementen, van genot en vergankelijkheid. In de rook lost alles op, maar blijft de volkse figuur, die troebel loenst naar de kijker.

Ook veel van de werken zelf toonden broosheid en vergankelijkheid en moesten grondig worden gerestaureerd. Waarmee zelfs eerdere restauraties en ongelukkige ingrepen ongedaan gemaakt werden. De soms verrassende resultaten mogen er zijn.

”De Gouden Eeuw Revisited” is tot 28 februari 2016 te zien in het Museum voor Schone Kunsten in Gent.

www.msk.be

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer