CU-Kamerlid Voordewind terug uit Irak met aangrijpende verhalen
DEN HAAG. Een moeder die met tranen in haar ogen vertelt hoe haar dochter van twintig in haar armen doodbloedde. Een rooms-katholiek priester die rondom zijn kerk ruim 500 mensen opvangt, maar niet weet of hij die hulp kan blijven geven. En Koerdische militairen die zwaardere wapens willen omdat er dit jaar al 1500 militairen sneuvelden door bomauto’s van IS.
ChristenUnie-Kamerlid Voordewind landde vrijdagavond rond tienen op Schiphol boordevol indrukken die hij deze week opdeed. Hij gebruikte het herfstreces van de Tweede Kamer om zich persoonlijk op de hoogte te stellen van de situatie in het noorden van Irak. Behalve met aangrijpende verhalen, komt hij een verlanglijstje terug naar Den Haag. „Er is nog veel werk aan de winkel.” Voordewind reisde samen met de directeur van de christelijke hulpverleningsorganisatie World Vision, Ruud van Eijle.
Vorig jaar augustus was de politicus ook al in het gebied rond Erbil, waar vele duizenden christenen uit Mosul en de Ninevévlakte naartoe vluchtten vanwege de radicale IS. Ook vele jezidi’s en moslims vinden in die stad tijdelijk een onderkomen. „Mijn indruk is dat de situatie is verbeterd. Toen was het een chaos, nu hebben de meeste mensen een redelijk onderkomen. Ze wonen in containers of in gebouwen die half af zijn. Maar daarmee zijn de zorgen niet verdwenen. Integendeel. Sommige zorgen nemen toe.”
Donoren
Voordewind vertelt van zijn bezoek aan de rooms-katholieke priester Daniël, die in en rond de tuin van zijn kerk ruim 500 vluchtelingen opvangt. „In eerste instantie verstrekte de vluchtelingenorganisatie van de UNHCR 30 dollar per week voor een vluchteling. Dat is nu teruggebracht naar 10 en binnen afzienbare tijd zal de hulp helemaal stoppen omdat de donoren stoppen met geld geven of omdat er elders hulp nodig is, bijvoorbeeld in Turkije.”
De hulpverleners hebben de CU-politicus ervan kunnen overtuigen dat dit niet verstandig is: „Als de vluchtelingen in Irak geen redelijke opvang hebben of als er geen voedsel meer is, vluchten ze naar andere landen en komen ze richting Europa. Dat is niet wat zij en wij willen. Daarom zal ik er bij de eerstkomende gelegenheid bij minister Ploumen voor Ontwikkelingssamenwerking op aandringen om voldoende geld vrij te maken voor hulpverlening in Irak zelf.”
Voordewind hoorde dat er rond Erbil vrees bestaat voor de uitbraak van besmettelijke ziekten. „De hygiëne is niet optimaal; de afvoer van het riool- en afvalwater kan beter. Veel mensen koken buiten en leven gedeeltelijk onder zeilen. Op de lange termijn is dat niet houdbaar. Ook op dit gebied kan Nederland helpen.”
Voordewind bezocht woensdag het Koerdisch parlement en donderdag de Nederlandse trainingmissie in Koerdistan. Honderddertig Nederlandse militairen trainen hun Koerdische collega’s in schieten, de verzorging van gewonden en het oorlogsrecht. Nederlandse F-16’s geven ook luchtsteun als Koerdische militairen aanvallen of worden aangevallen. In Irak verschuiven de linies tussen IS en de andere groepen nauwelijks, zo weet Voordewind. Hij hoorde dat IS zich concentreert op het front in Syrië.
Woensdag en donderdag kreeg Voordewind hetzelfde verzoek: „Steeds hoorde ik: Geef ons zwaardere wapens. Wij hebben een leger van 130.000 man, IS ‘slechts’ 13.000, zeiden ze me. Toch is IS sterker omdat ze zwaardere wapens bezit. Ondanks het feit dat de linies nauwelijks verschuiven, zijn er in een jaar toch zo’n 1500 Koerdische strijders gesneuveld. IS gebruikt gepantserde bomauto’s voor aanvallen. De wapens die de Koerden zelf hebben, zijn niet toereikend.”
Voordewind neemt deze zorg serieus en zal minister Hennis van Defensie vragen of Nederland een rol kan spelen. „Heel concreet valt er te denken aan Nederlandse hulp bij het transport van de zware wapens. In Kroatië liggen wapens die geschikt zouden zijn.”
Uitzichtloosheid
Voordewind zag ook veel problemen waar vooralsnog niets aan kan gebeuren. „Als je met mensen praat, valt op dat de uitzichtloosheid van hun situatie hen aangrijpt. Ze willen graag een toekomst opbouwen voor hun kinderen. Ik sprak in een vluchtelingenkamp een boer die vroeger twee woningen had en een groot stuk grond. Nu heeft hij niets meer. „Ik ben veroordeeld tot de bedelstaf”, vertelde hij met tranen in zijn ogen.”
En dan is er nog het verdriet vanwege het verlies van dierbaren. „Ik sprak een huilende moeder die haar dochter verloor. Ze liet me een foto zien. Toen ze op een vluchtadres waren, trof een bom van IS de woning. Iedereen vluchtte weg. De moeder ontfermde zich over haar gewonde dochter, maar niemand hielp. De dochter bloedde dood in de armen van haar moeder. Hartverscheurend.”