Kerk & religie

Tucht

Romeinen 15:4

Maarten Luther
20 October 2015 08:14Gewijzigd op 15 November 2020 22:41

„Want al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop hebben zouden.”

Omdat God ons niet slechts vaderlijk wil kastijden, laat Hij ons alleen maar de veel geringere pijnen –namelijk die van het lichaam– voelen en dragen. Hij weet heel goed dat de mens vergaan zou op hetzelfde moment waarop Hij hem heel zijn ellende te aanschouwen zou geven. Al zijn er wel enkelen geweest die Hij er een proefje van heeft gegeven en van wie in de Heilige Schrift geschreven staat: „Hij doet ter helle nederdalen en Hij doet ze weder opkomen” (1 Samuël 2:6).

Ik geef daarom hen gelijk, die zeggen dat de pijnen van het lichaam eigenlijk niet meer zijn dan een herinnering aan de innerlijke ellende van de mens. De apostel noemt ze Gods vaderlijke kastijdingen, als hij zegt: „Hij geselt een iegelijke zoon die Hij aanneemt” (Hebreeën 12:6).

Dat doet God om deze reden: Hij wil door zulke kastijdingen, kleine ellende, veel grotere ellende ons besparen, zoals in Spreuken staat: „De dwaasheid is in het hart van de jongen gebonden; de roede der tucht zal ze van verre van hem wegdoen” (Spreuken 22:15). Zeg zelf dan eens: dragen goede en vrome ouders niet veel meer leed om hun zoons, wanneer zij dieven of booswichten worden, dan wanneer zij gewond zijn? Ja, zijzelf slaan die zoons weleens tot zij bloeden, om maar te voorkomen dat zij booswichten worden.

Maarten Luther, 
reformator te Wittenberg

(”Het troostboekje”, 1521)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer