Het gebed is een sleutel van de hemel
„Mijn gebed heeft me gered.” Dat zegt de Nederlandse verpleegkundige Marike Veldman achteraf. Dinsdag werd ze in Jeruzalem neergestoken door een moslimextremist. Ze overleefde de aanslag. Voor haar het bewijs dat het bidden tot God een ongekend, niet te weerstaan wapen is in de strijd tegen het kwaad. Delen alle christenen haar overtuiging?
Planned Parenthood, de grootste koepel van abortusklinieken in de Verenigde Staten, maakte deze week bekend dat het stopt met het vragen van geld voor lichaamsdelen en organen van geaborteerde baby’s. Voor commentatoren het bewijs dat de organisatie is bezweken onder de druk van de publieke opinie die zich opwond over de handelspraktijken van Planned Parenthood.
Verhoring
Evangelicale christenen in de VS die zich de achterliggende maanden druk gemaakt hebben over de praktijken van de abortusklinieken, zien het anders. Het besluit van Planned Parenthood noemen ze niet alleen een schuldbekentenis van de organisatie, maar vooral „een verhoring van duizenden gebeden.” „God heeft onze klacht gehoord en Hij bracht een eerste wending ten goede”, zei de bekende baptist en christelijke opinieleider Albert Mohler.
Dat de handel wel is stopgezet, maar het doden van baby’s nog steeds kan doorgaan, betreurt hij in hoge mate. „Juist nu moet dat voor christenen een aansporing zijn om niet te verslappen in het bidden. God kan wonderen doen. Dat hebben we nu gezien. Hij wil dat we Hem steeds bidden. Het onmogelijke kan dan mogelijk worden. Niemand lijkt het waarschijnlijk dat abortus provocatus in ons land verboden wordt. Maar waarom achten we dat uitgesloten? We geloven dan niet in de kracht van het gebed en niet in Gods almacht. Wij gaan aan het rekenen. Maar de rekenmethode van God kan weleens anders zijn dan de onze.”
Geloven in de kracht van het gebed. Dat dit moet, weet ieder die regelmatig de Bijbel leest. Daarin staat op tal van plaatsen dat we moeten bidden zonder ophouden. Paulus schrijft aan de Filippenzen: „Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God” (Fil. 4:6). De kanttekening bij de Statenvertaling geeft als uitleg bij het woord begeerten: „Dat zijn de zaken die men begeert en verzoekt.”
Kinderlijke eenvoud
Kinderen leren het al jong. Zij bidden om een nieuw hartje of om een zegen over het eten. Soms kan een kind verrassen doordat het plotseling bidt om iets wat volwassenen nooit zullen doen: een nieuwe jas, een pop of auto, een vriendje. Hoe vertederend kan dat zijn. Maar is het dat alleen? Of is het ook beschamend? Kinderen vallen op door hun ongekunstelde vertrouwen op God. Is het juist niet daarom dat de Heere Jezus Zijn volwassen tijdgenoten vermaant te worden als een kind?
De bekende Britse theoloog Martin Lloyd-Jones waarschuwde in een lezing eens dat naarmate orthodoxe christenen ouder worden, hun gebeden doorgaans vlakker worden; meer in algemeenheden worden geformuleerd. Dat noemde hij „groot verlies.” „Als we God niet meer nodig hebben in de concrete levensomstandigheden, in de dingen van alledag, dan leven we ons eigen leven; dan denken we het wel zonder Hem te kunnen redden.”
Concreet
Bidden voor de concrete dingen uit het leven van alledag, dat wordt kennelijk al jong afgeleerd. Uit gesprekken met middelbare scholieren valt soms af te leiden dat zij er niet aan denken om dat te doen. „Of het moet iets heel bijzonders zijn, zoals het afleggen van een examen of genezing van een ziekte”, zei een van de jongeren. „En natuurlijk bid je dagelijks om bewaring voor de gevaren. Maar ja, dat zijn we zo gewoon.” Zo vervlakt het gebedsleven.
Opvallend is dat dit in orthodox-gereformeerde kring veel meer voor lijkt te komen dan binnen evangelische kring. Op het evangelisch gedachtegoed is op grond van de gereformeerde belijdenis veel aan te merken, maar op het punt van aanhoudend bidden is er zeker ook het nodige van evangelicalen te leren.
Een persoonlijke ervaring. In februari 1993 wilde de Oekraïense douane ons reisgezelschap geen doorgang verlenen vanuit Moldavië omdat het visum in het paspoort ontbrak. De benodigde papieren waren alleen in Kiev te krijgen. Maar dan moest je wel eerst de reis daarheen maken. De grenspolitie was onverbiddelijk: geen toegang. De twee baptistenvoorgangers die meereisden, zeiden: „Eerst bidden.” Terwijl de vrachtauto’s langs ons heen reden en het vuile smeltwater opspatte, vroegen ze met luide stem of de Heere de harten van de autoriteiten wilde neigen. De grenspolitie keek toe. Na het gebed gingen de twee predikanten opnieuw naar de beambten. „We hebben gebeden, willen jullie nu naar Kiev bellen of de Hollanders door kunnen reizen.” Na de nodige aandrang greep de ambtenaar de telefoon en draaide het nummer van de bazen in Kiev. Toen hij met het gesprek klaar was, zei hij: „Jullie mogen doorrijden. Ik snap er niks van.” Met een glimlach zei een van de baptistenpredikanten: „Wij wel. We hebben gebeden tot onze machtige God en iedereen moet Hem gehoorzamen wanneer Hij opdrachten geeft. Wat Hij wil gebeurt.”
Herbezinning
Bidden om de gewone dingen. Waarom doen reformatorische christenen dat zo weinig? Is dat niet omdat het gebed vaak niet meer is dan een „goede gewoonte”, een oude traditie? Herbezinning op de betekenis van het gebed is geen overbodige luxe.
Luther heeft ooit gezegd: „Zoals een schoenmaker schoenen maakt en een kleermaker kleren, zo moet een christen bidden. Dat is zijn vak.” Om in die beeldspraak verder te gaan: dat vak moet wel geleerd worden. Die leergang is er op de school van Gods genade. Alleen wie heeft leren buigen voor de majesteit en almacht van God zal het vak van bidden kunnen leren.
Maar dan nog. Zijn oprechte, reformatorische christenen werkelijk hartelijk overtuigd van het de kracht van het gebed? Zijn ze niet te vaak sleurbidders? In hoeverre leeft het besef dat God op het gebed grote wonderen doet?
Jakobus schrijft in zijn brief aan „de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn”: „Een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel.” Dat is niet alleen moedgevend. Het is ook een waarschuwing. Wie dit gebed verzaakt, laat veel zeggingskracht tegenover de omgeving liggen.
De theoloog J. H. Gunning jr. (1829-1905) zei in een toespraak: „God regeert de wereld door de gebeden van Zijn heiligen.” Wie daarover nadenkt, beseft dat het veronachtzamen van het gebed niet alleen een ontkennen van de kracht van het gebed is, maar ook een ontlopen van de verantwoordelijkheid. Zeker, God werkt volgens Zijn plan. Maar de christen heeft wel een taak. Zijn gebed telt.
Is het niet veelzeggend dat de grote omwenteling in Rusland kwam nadat christenen binnen en buiten dat land zeven jaar lang dag in dag uit gebeden hadden om de bevrijding van het communistisch juk? Augustinus schreef: „Het gebed van de rechtvaardige is een sleutel van de hemel, het gebed stijgt op en Gods erbarmen daalt neer.” Daarom, laten reformatorische christenen zich verenigen in gebed.