Commentaar: Brede brugklas is oude wijn in nieuwe zakken
Een brede brugklas voor kinderen met verschillende niveaus levert betere burgers op. Dat concluderen de universiteiten van Amsterdam, Maastricht en Utrecht op basis van onderzoek. Wie zou daar niet blij van worden? Wacht even. Had minister Van Kemenade met zijn middenschool, in de jaren zeventig van de vorige eeuw, niet hetzelfde gelijkheidsideaal? En was de basisvorming, in de jaren negentig, ook niet zoiets? De eerste is er nooit gekomen, de tweede werd een flop. Niet te vroeg juichen dus bij de brede brugklas.
Eerlijk is eerlijk: de drie universiteiten hebben wel een punt te pakken. Ons huidige onderwijssysteem met vmbo, havo en vwo gaat uit van een scheiding tussen leerlingen op basis van hun leerprestaties. Havisten en vwo’ers zouden daardoor meer kansen krijgen om zich te ontwikkelen tot goede burgers dan vmbo’ers. Als dat zo is, ligt er een pijnpunt dat aangepakt moet worden. De vraag is echter hoe.
Begin jaren negentig werd in de onderbouw van het voortgezet onderwijs de basisvorming ingevoerd. Die was goed beschouwd een slap aftreksel van de middenschool. De basisvorming beoogde leerlingen de eerste twee, drie jaar van het voortgezet onderwijs ongeveer hetzelfde programma aan te bieden, met als doel: gelijke kansen voor iedereen. In de praktijk echter bleek zij vlees noch vis. In 2003 werd de basisvorming afgeschaft. Het gelijkheidsideaal ging in rook op. Scholen kregen de ruimte om vmbo, havo en vwo juist weer een eigen gezicht te geven.
Daar is niets mis mee, zolang het mogelijk blijft door te stromen van de ene naar de andere schoolsoort. Dat laatste kon wel eens het echte pijnpunt zijn. Het zogeheten stapelen van opleidingen –van de oude mavo naar de havo en van de havo naar het vwo– was vóór de jaren negentig heel gebruikelijk. Het bleek een ideale route voor laatbloeiers. Die doorstroming is er grotendeels uit. Vmbo’ers gaan massaal naar het mbo, en slechts een zeer beperkt deel van de havisten gaat naar het vwo. De kloof tussen enerzijds vmbo-havo en anderzijds havo-vwo is te groot geworden. Met als meest in het oog springende trieste resultaat dat het vmbo nog steeds tobt met het imago van ”restonderwijs”.
Het valt te betwijfelen of de brede brugklas een zinvol idee is. Gelijke kansen voor alle leerlingen is wat anders dan iedereen dezelfde lesstof aanbieden. Voorstanders verwijzen naar het basisonderwijs, waar kinderen tot en met groep 8 bij elkaar in de klas zitten, ongeacht hun niveau. Zij vergeten echter dat het ook op de basisschool de trend is om meer te differentiëren. In het kader van passend onderwijs wordt van leerkrachten verwacht dat zij op vijf, zes verschillende niveaus binnen één groep lesgeven.
Het is zinvoller om vmbo, havo en vwo nog eens kritisch tegen het licht te houden. Krijgen de leerlingen op het niveau dat bij hen past het maximale onderwijsprogramma aangeboden, ook met het oog op hun toekomstige plek als burger in de samenleving? En: zijn alle onnodige drempels om door te stromen geslecht? De brede brugklas is oude wijn in nieuwe zakken, waarvan we inmiddels weten dat de smaak tegenvalt.