Buitenland

Het andere Palmyra: schrik van het Midden-Oosten

Voor kunstliefhebbers is Palmyra een mooie naam voor een van de bakermatten van onze beschaving. De archeologische schatten zijn wereldwijd bekend. Maar veel Syriërs worden bij het noemen van de naam herinnerd aan een sinister geheim.

Martin Janssen

13 October 2015 20:35Gewijzigd op 15 November 2020 22:32
De gevangenis van Tadmur. Beeld AFP
De gevangenis van Tadmur. Beeld AFP

Palmyra was ook een gevangenisstad die bekendstond om zijn onmenselijke wreedheid, waar tienduizenden het slachtoffer van zijn geworden. Het was de meest gevreesde gevangenis van het Midden-Oosten, waar puur sadisme de norm was.

In het Arabisch heet de stad Tadmur. In de Bijbel heet hij Tadmor (of Tamor), die zelfs binnen de grenzen van Salamo’s rijk lag (zie 2 Kronieken 8:4 en 1 Koningen 9:18).

Toen Islamitische Staat eind mei de stad veroverde, was het opblazen van de oude gevangenis een van de eerste acties. Veel ex-gevangenen waren hierdoor ontzet. Dat gebouw was nog het enige tastbare dat herinnerde aan hun jarenlange lijden. Dat werd nu met één explosie weggevaagd.

Na de explosie schreef Yassin Haj Saleh op Facebook: „Ik had er altijd van gedroomd op een dag terug te kunnen naar Tadmur. Dit bezoek zou voor mij een opluchting betekenen, omdat ik daardoor deze periode in mijn leven zou hebben kunnen afsluiten.” Saleh (1961) was een Syrische schrijver en activist en zat jarenlang in Tadmur gevangen.

Bara Sarraj belandde in 1984 in Tadmur. Men had hem zien „bidden in een moskee” in Damascus, en dat was blijkbaar voldoende hem op te sluiten, vertelt hij in zijn boek ”From Tadmur to Harvard.” Momenteel woont de bioloog in het Amerikaanse Chicago.

Hij zou uiteindelijk twaalf jaar in Tadmur doorbrengen. De dagen waren „lang, zeer lang”, zegt hij. „Het leven in Tadmur bestond uit martelingen, en de tijd die je had tot de volgende ronde martelingen. We werden geslagen als we opstonden, aten of bezig waren ons te scheren. We kregen dagelijks drie olijven te eten en wat brood of rijst waar de bewakers vaak op geürineerd hadden.”

In 1999 wisten enkele gevangenen een brief naar Amnesty International te smokkelen. Die eindigde met een zin die de essentie van de horror leek samen te vatten: „Wanneer de dood een dagelijks fenomeen is, die schuilt in martelingen, willekeurige afranselingen, het uitdrukken van je ogen, gebroken ledematen en verbrijzelde vingers; wanneer de dood je overal in het gezicht staart en het ontkomen aan de dood puur toeval is; zouden jullie dan ook niet de barmhartige verlossing door een kogel verwelkomen?”

Militaire kazerne

Het oudste gedeelte van de gevangenis werd in het begin van de 20e eeuw door de Franse mandaatmacht gebouwd als militaire kazerne. Rond 1970 werd het complex uitgebreid en kreeg het zijn nieuwe functie. Op dat moment woedde er in Syrië een felle strijd tussen het Ba’athregime en de moslimbroeders die steeds bloediger en gewelddadiger werd. In de stad Hama werd een terreurbeweging opgericht die zichzelf de ”vechtende voorhoede” noemde en die de jihad uitriep tegen de Syrische staat. Op 16 juni 1979 vond er een nieuw dieptepunt plaats toen de moslimbroeders in Aleppo in koelen bloede 83 alevitische cadetten vermoordden. Het was een totale oorlog. In die situatie werd in de verzengende hitte van de Syrische woestijn de gevangenis in Tadmur geopend.

Volgens mensenrechtenorganisaties waren de gevangenen meestal „politieke dissidenten”, maar in de cellen zaten vooral islamisten of mensen die verdacht werden van sympathie voor de moslimbroeders. Na verloop van tijd werd Tadmur symbool voor de meest grove schendingen van de mensenrechten, willekeurige executies en dodelijke martelingen.

Voormalige gevangenen die deze hel hadden weten te overleven, hebben later in boeken en interviews getracht het onvoorstelbare te verwoorden.

‘Welkomstfeest’

Vrijwel alle ex-gedetineerden noemen één gebeurtenis, die inmiddels bekendstaat als ”het welkomsfeest”. Dat vond onmiddellijk plaats na de aankomst van gevangenen met bussen in Tadmur. De nieuwelingen werden door militairen opgewacht, die hen uit de bussen sleurden en naar een binnenplaats brachten om te registreren. Alles gebeurde onder een regen van stok- en zweepslagen.

Na de registratie werden de nieuw gearriveerden gedwongen zich in een autoband te persen. Daarna kregen ze allemaal 200 tot 400 slagen. Met bloedende voeten en benen en overdekt met wonden werden ze vervolgens naar hun cellen gebracht. Niet iedereen overleefde het ”welkomsfeest”. De bedoeling was hun duidelijk te maken dat degene die door de poorten Tadmur trad, iedere hoop of illusie achter zich diende te laten.

De Palestijnse auteur Salameh Kaileh, die van 1998 tot 2000 in Tadmur zat, spreekt over bizarre vernederingen die officieren soms uit pure verveling bedachten. Het kwam voor dat er meer dan honderd gevangenen in een cel verbleven. Kaileh kreeg op zekere dag de opdracht van een bewaker om de slippers van zijn medegevangenen met zijn mond op te pakken en zo de hele nacht op handen en voeten door een gang te kruipen.

Kaileh wil Palmyra daarom geen gevangenis noemen. „In een gevangenis heb je nog minimale rechten. Tadmur was pure terreur en allesverstikkende angst.”

Toen Bashar al-Assad in 2000 de gevangenis in Tadmur sloot, ging er een zucht van verlichting door Syrië. Ze werd echter in juni 2011 –na het begin van de burgeroorlog– weer heropend.


Het bloedbad van 27 juni 1980

De 26e juni 1980 had een hoogtepunt in het jaar moeten worden voor de Syrische president Hafez al-Assad. Op het bordes van zijn paleis in Damascus wachtte hij op een hoge Afrikaanse gast. Op eerbiedige afstand stonden ministers, diplomaten en lijfwachten.

Het was stil. Maar plotseling klonken er geweersalvo’s. Op het bordes brak paniek uit. Vanuit het niets rolde er een granaat richting de president. Die had de tegenwoordigheid van geest om deze vliegensvlug weg te trappen. Toen volgde een tweede granaat. Een van Assads lijfwachten stortte zich erop en gaf zijn leven voor zijn president.

De oorlog tussen de Syrische moslimbroeders en de regering van Assad was nog maar net achter de rug. Het regime zocht de daders onmiddellijk in deze kringen. Men zinde op wraak. Vooral Assads broer Rifaat (hoofd van een paramilitaire eenheid) ziedde van woede.

Rifaat al-Assad vloog de volgende dag in alle vroegte met zestig man van Damascus naar Tadmur. Bij het ochtendgloren arriveerden ze met helikopters. De zestig mannen verdeelden zich over kleinere eenheden. Allemaal gingen ze richting de gevangenisblokken waar islamisten en moslimbroeders verbleven.

Vanaf nu ging het van cel tot cel. Alle gevangenen werden vermoord. Volgens getuigen uit een ander deel van de gevangenis duurde de actie nog geen kwartier. De meesten slachtoffers werden waarschijnlijk in hun slaap verrast.

Jaren later kwamen er geruchten en verhalen naar buiten. De bewakers in Tadmur zouden achteraf twee volle weken nodig hebben gehad om de cellen weer schoon te krijgen. Mensenrechtenorganisaties schatten het aantal doden op 27 juni 1980 tussen de 500 en de 1000.

Bara Sarraj, die nu in Amerika woont, waagt zich ook aan een inschatting, op basis van zijn eigen ervaringen en van wat hem in het oor gefluisterd werd. De moordpartij had plaatsgevonden in het oude, Franse gedeelte. Daar waren 24 cellen. In iedere ruimte zaten ten minste 100 gevangen. Dat zou het aantal slachtoffers op 2400 moeten brengen. Maar, zegt Sarraj, er waren in Tadmur ook tijden dat er 180 gevangenen in één ruimte werden geperst.

Zeker is in elk geval dat niemand het bloedbad heeft overleefd. In de middag van 27 juni 1980 heerste er in de oude vleugel van de gevangenis een doodse stilte.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer