Toepassing
Genesis 13:15
„Want al dit land dat gij ziet, dat zal Ik u geven en aan uw zaad tot in eeuwigheid.”
De Heere zei: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.” Maar Hij zei eveneens tot Zijn discipelen: „Gij zijt niet van de wereld” (Joh. 15:29). Zij waren intussen wel op de aarde, maar het betekent dat zij van boven, uit God, geboren waren. Zo was ook Zijn Koninkrijk niet van deze wereld, dat is: uit de wereld afkomstig. Het geldt meer de geaardheid en oorsprong dan de plaats en zetel van dat Koninkrijk. Men brengt daar nog wel tegen in dat de Heere nadrukkelijk gezegd heeft: „Mijn Koninkrijk is binnen in u”, tot bewijs. Zo zegt men dat het in geestelijke zin moet worden opgevat.
Wij willen allerminst die verheven waarheid tegenspreken, maar het één sluit het ander geenszins uit. Vaststellen dat het hart van de zondaar vernieuwd moet worden, is immers niet in tegenspraak met de bewering dat ten laatste ook zijn lichaam vernieuwd moet worden. Zo ook hier. Niets doe ik van de waarheid af dat Koning Jezus door de overwinnende scepter van Zijn Geest de rebellerende hartstochten, de boze gedachten, de zondige neigingen van onze wil ten onder brengen moet, om in ons Zijn Koninkrijk te vestigen. Maar dat strijdt geenszins met die andere waarheid, dat Hij ook op aarde Zijn zichtbaar Koninkrijk vestigen zal. Door de letterlijke zin te verdedigen sluiten wij geenszins de geestelijke uit. Al de beloften aan Israël hebben zeker een geestelijke toepassing.
Abraham Capadose, schrijver te ’s-Gravenhage (”De toekomst van Israël”, 1849)