Samen sterk tégen de smartphone
Op een congres van pedagogen citeerde prof. Micha de Winter onlangs de titel van een boek van Hillary Clinton: „It takes a village to raise a child.” In het boek legt Clinton uit dat de opvoeding van kinderen niet alleen gebeurt binnen het gezin maar ook door de gemeenschap om het kind: je hebt een dorp nodig om een kind op te voeden.
Clinton had weliswaar een politieke boodschap met haar boek maar, zei De Winter, „wetenschappelijk gezien heeft ze gewoon gelijk. De invloed van de gemeenschap is minstens zo groot als die van de ouders.” Hij pleitte daarom voor sociale verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen. „We moeten niet alleen naar het gezin kijken, maar ook naar de kwaliteit van de sociale netwerken waar het gezin deel van uitmaakt.” Het pleidooi van De Winter zal een warm onthaal vinden binnen de gereformeerde gezindte. Daar wordt opvoeding vanouds gezien als een taak van ouders, maar dan wel in nauw samenspel met kerk en school. Ook in seculiere kring kent men zo’n driehoek, maar dan gevormd door thuis, straat en school.
Op hetzelfde congres werd duidelijk dat deze driehoek intussen opgerekt is tot een vierkant. Vandaag de dag vormen ook sociale media een belangrijk opvoedmilieu. Ieder die zich met jongeren bezighoudt zal dat erkennen, ook voor de jeugd in de gereformeerde gezindte. Maar wat betekent dat voor die eerdergenoemde driehoek? Wordt die dan ook uiteen getrokken tot het vierkant gezin-kerk-school-sociale media? Of is het juist andersom: lukt het om die vierde hoek buitenboord te houden door de driehoek steviger te maken en kinderen te vrijwaren van de invloed van sociale media?
In een aantal regio’s hebben ouders zich al over die vraag gebogen en de handen ineengeslagen. Onder andere in Leerdam en in de Nederbetuwe zijn oudercollectieven ontstaan en op minstens drie andere plaatsen zijn daar ook initiatieven voor. De ouders spraken onderling af om hun kinderen op hun twaalfde verjaardag geen smartphone te geven. Het mooie van zo’n gezamenlijk besluit is dat kinderen daardoor niet alleen komen te staan. Zo rond die leeftijd en later in het voortgezet onderwijs kun je als jongere gemakkelijk buiten de groep vallen als je geen smartphone hebt. Dan draai je niet mee in WhatsAppgroepen, weet je niet wanneer er een lesuur uitvalt of word je niet uitgenodigd voor een verjaardag. Dat soort argumenten is voor veel ouders een reden om overstag te gaan. Door samen afspraken te maken, voelen kinderen de steun van de ouders en kunnen ze zich beter verweren tegen de groepsdruk rond de smartphone.
Dat ouders elkaar helpen bij deze moeilijke vragen, is prachtig. Of het nu gaat om opvoedavonden vanuit de kerk, moedermorgens op school of gesprekskringen zoals van Schouder aan schouder: zulke projecten voorzien in een behoefte. Ouders ontdekken dat zij niet als enigen tobben met opvoedvragen, ze steken elkaar een hart onder de riem en wisselen suggesties uit. En dat geldt zeker rond mediagebruik. Toch is er wel een belangrijk aandachtspunt bij zulke oudercollectieven. Laten deze ouders zich beschouwen als onderdeel van de genoemde driehoek. Zij zijn wel de eersten maar niet de enigen die hun kinderen opvoeden. Daar dragen ook school en kerk aan bij. Het is fnuikend voor de gewetensvorming als kinderen allerlei tegengestelde geluiden horen uit deze opvoedmilieus. Laten deze oudergroepen hun afspraken –bijvoorbeeld: geen smartphone tot je zestiende– goed doordenken en afstemmen op de posities die school, kerk en andere ouders kiezen.
Aan zulke afspraken zit immers altijd een keerzijde. Ouders zijn vrij in hun eigen keuzes, maar het zou ondenkbaar zijn voor een school om z’n leerlingen tot hun zestiende jaar vrijstelling te geven van gebruik van digitale media. Bovendien bevinden ook deze jongeren zich in een vierkant in plaats van een driehoek. Zij hebben dus evenzeer –of zelfs meer– mediaopvoeding nodig dan jongeren mét een smartphone. Want „it takes a world to raise a child”, je ontkomt niet aan een stukje ‘wereld’ om een kind op te voeden. Die les is niet van Hillary Clinton maar dateert al van Salomo, uit Spreuken 7 en 9.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad en lector nieuwe media van Driestar hogeschool. Reageren? Welbeschouwd@refdag.nl