Zichtbaar
Genesis 13:15
„Want al dit land, dat gij ziet, dat zal Ik u geven, en uw zaad tot in eeuwigheid.”
Er zijn ontelbare plaatsen uit het Oude Verbond te noemen die wijzen op het zichtbaar Koninkrijk voor Israël. Zo dikwijls is en wordt ook nu gezegd dat dit geestelijk moet worden verstaan: „Dat rijk is sedert de verhoging van de Heere begonnen.” Evenwel kan het door niemand ontkend worden dat Israël een uiterlijk zichtbaar Koninkrijk verwachtte en nog verwacht, op grond van al die in het profetische woord gedane beloften.
Welnu, onze Heere heeft die opvatting niet als vleselijk verworpen. Immers, toen de discipelen Hem, de Gezegende, vroegen: „Heere, zult Gij in deze tijd aan Israël het Koninkrijk weer oprichten?” was het antwoord van de Heere niet zoals bij andere gelegenheden: „Gij dwaalt, niet wetende de Schriften.” Maar, terwijl Hij hun het wanneer en hoe van die wederoprichting als zijnde in de hand van de Vader niet verklaart, geeft Hij hun geen enkel woord van terechtwijzing, als ware hun opvatting vals, omdat Zijn Koninkrijk alleen een geestelijke heerschappij zou zijn. De Heere Jezus Zelf bevestigt dus op de nadrukkelijkste wijze die opvatting van de veelvuldige profetieën, die van een wederoprichting van het Koninkrijk van Israël gewagen.
Abraham Capadose,
schrijver te ’s-Gravenhage
(”De toekomst van Israël”, 1849)