Ploumen betaalt boetes van Israël aan Palestijnse boeren
DEN HAAG. Nederland heeft in de afgelopen jaren drie boetes betaald die Palestijnse boeren van Israël hadden gekregen. Dat kostte bij elkaar 11.382 euro.
Betaling van boetes is een „uiterst middel” om voortzetting van ontwikkelingsprogramma’s in de Westelijke Jordaanoever mogelijk te maken, heeft minister Ploumen (Ontwikkelingssamenwerking) donderdag geantwoord op Kamervragen van SGP’er Van der Staaij.
In drie gevallen had het Israëlische leger materiaal van Palestijnen in beslag genomen. Die materialen zouden alleen na betaling van een boete worden vrijgegeven. Na toestemming van Den Haag zijn die boetes met Nederlands hulpgeld betaald, zodat de materialen weer konden worden ingezet.
De materialen werden gebruikt bij landbouwprojecten. Volgens Israël zijn die projecten vergunningplichtig, volgens de internationale gemeenschap –waaronder Nederland– niet. Nederland vraagt er dus ook geen vergunningen voor aan. „Door dit verschil van inzicht lopen projecten op de Westelijke Jordaanoever een risico op onderbrekingen en vernielingen”, aldus Ploumen.
Dat risico wordt „bewust geaccepteerd”, vervolgt ze, „vanwege het grotere belang dat Palestijnse boeren toegang houden tot hun land om zo hun bedrijf te kunnen voortzetten en een tweestatenoplossing levensvatbaar te houden.”
Als de Palestijnse boeren hun land lang niet kunnen gebruiken, neemt namelijk de kans toe dat het tot staatsland wordt verklaard. En daarop kan Israël dan weer nederzettingen bouwen.
Als het moet, zal Nederland in de toekomst boetes blijven betalen, laat Ploumen blijken. „De uitvoering van de landbouwprojecten staat voorop. Zolang er geen politieke oplossing van het Palestijns-Israëlisch conflict is, acht het kabinet dit een risico dat inherent is aan de uitvoering van een project in de context van de bezetting.” Ze blijft „evenwel in gesprek met de Israëlische autoriteiten om deze voorvallen te voorkomen.”