Promovenda: Te veel nadruk scholen op snel lezen
NIJMEGEN. Basisscholen leggen te veel nadruk op het snel lezen van hun leerlingen. Terwijl er in de hogere groepen (5 tot 8) meer nadruk moet worden gelegd op uitbreiding van de woordenschat van de kinderen.
Dat stelt Linda de Leeuw naar aanleiding van haar promotieonderzoek waarop zij 13 oktober promoveert aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
„Het leesonderwijs is erg op snelheid gericht,” aldus De Leeuw. „Hiermee krijgen leerlingen het idee dat snel lezen belangrijk is. Mijn onderzoek laat zien dat dit maar gedeeltelijk klopt.”
Het schort eraan dat basisscholen in de groepen 3 en 4 de nadruk leggen op technisch lezen, maar in groep 5 niet de knop omzetten naar begrijpend lezen en vergroting van de woordenschat, aldus De Leeuw. „Ze moeten van leren om te lezen, naar lezen om te leren.”
De Leeuw adviseert om begrijpend lezen pas te gaan oefenen als kinderen de letters echt goed kunnen ontcijferen en losse woorden goed kunnen lezen. „Als een leerling die vaardigheid niet goed onder de knie heeft, kan hij beter niet de overstap naar begrijpend lezen maken. Dat kan leiden tot slecht tekstbegrip.”
Toch gebeurt dat wel. „Ook in de hogere groepen blijven leerkrachten de leerlingen trainen in snel lezen en toetsen hen hierop met DMT-woordenlijsten en AVI-niveautoetsen. Terwijl ze de niet-verplichte woordenschattoetsen vaak achterwege laten.”
Slecht tekstbegrip
Jammer, vindt de promovenda. „Mijn onderzoek laat zien dat begrijpend lezen positief kan zijn voor zowel leessnelheid als tekstbegrip, terwijl alleen een hoge leessnelheid soms slecht is voor het begrijpen van de tekst.”
Voor het vergroten van de woordenschat kunnen leerkrachten de kinderen het beste verbanden tussen zinnen laten leggen. De Leeuw is daarom geen voorstander van invuloefeningen. „Dan blijven kinderen te veel focussen op zinsniveau en wordt hun woordenschat niet groter.”
Leerkrachten hebben meestal geen idee hoe hun leerlingen tot bepaalde prestaties komen tijdens begrijpendlezentoetsen. De promovenda wist dat tijdens haar onderzoek wel. Ze volgde de oogbewegingen van de 400 onderzochte leerlingen met zogenaamde ”eye-trackers”. Daaruit bleek dat goede lezers meer tijd besteden aan de structuur van de tekst, zoals het bekijken van kopjes, dan minder goede lezers.
Momenteel is De Leeuw bezig met de ontwikkelen van een eye-tracker-app voor het onderwijs. Ze verwacht dat binnen een paar jaar betaalbare en betrouwbare eye-trackers voor de consumentenmarkt beschikbaar zijn. „We werken nu aan een programma dat door het volgen van de oogbewegingen achterhaalt wat voor soort lezer een kind is. Het voordeel is dat je stillezen kunt testen in plaats van hardop lezen.”
Intellectuele dyslectici
De Leeuw onderscheidt drie type lezers: normale, spellende en radende lezers. Onder de radende lezers zijn vaak „heel intellectuele kinderen” met de leesstoornis dyslexie. „Die gokken vaak welk woord er staat op basis van de context. Ze concluderen dan: „O, staat geen ”broer”, maar ”boer”. Deze kinderen zullen veel vaker teruggaan in de tekst om de nieuwe betekenis van woorden in te scherpen.”
Het inefficiënte leespatroon van deze ”intellectuele dyslectici” valt vaak niet op. „Ze blijven niet zelden onopgemerkt, totdat ze vast- lopen in het voortgezet onderwijs. Ik hoop dat door inzet van de eye-tracker-app deze intellectuele dyslectici eerder kunnen worden gesignaleerd, zodat een vroege behandeling mogelijk wordt.”