Waar komt het woord goedertierenlijk vandaan?
Vraagje. Het woord ”goedertierenlijk”, waar tref ik dat aan? Het lijkt zomaar weggelopen uit de Statenbijbel, laten we zeggen in de GBS-versie. Maar toch kom ik het daar niet tegen. Nergens. In een van onze belijdenisgeschriften dan soms? Ja. Maar daar dan ook maar één keer. Het is aan het begin van de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 1, paragraaf 3. Gelet op de vorm van het woord betreft het een bijwoord, zogezegd een adverbium. Het geeft in dit geval een kwalificatie van een activiteit, een goddelijke activiteit: „God zendt goedertierenlijk…”
”Goedertieren(heid)” is natuurlijk wel een bij uitstek Bijbels woord. Het is in het Oude Testament de vertaling van het veelvuldig gebruikte woord ”chèsèd”. Het behoort wat mij betreft tot de meest diepe en centrale begrippen van de Heilige Schrift. Mozes moet op enig moment tot het volk zeggen dat de Heere lankmoedig is en groot van chèsèd (weldadigheid), vergevende de ongerechtigheid en overtreding… (Ex. 34). Psalm 100 bezingt Gods deugden: „De Heere is goed. Zijn chèsèd (goedertierenheid) is in der eeuwigheid.” De Heere heeft Zich aan de mensen geopenbaard als een goedertieren Heere. Dat wil zeggen: Hij is trouw aan Zijn verbond en woorden. Gods verbond en Zijn chèsèd worden in de Bijbel veel keren in één adem genoemd. De inhoud van dit diepe woord laat de eeuwige God in Zijn goddelijk hart zien.
Welnu, het is dit woord waarnaar de synode van Dordrecht greep om aan te geven dat de Heere op goedertieren wijze (of beter: geleid door de goddelijke deugd van Zijn goedertierenheid) dienaren van het Woord heenzendt. Dat staat in de leerregels in een bepaald verband. Boven het eerste hoofdstuk staat: ”Van de goddelijke verkiezing en verwerping”. Onze vaderen –en wij met hen– belijden de Heere als de God Die van eeuwigheid verkoren heeft. Maar vóórdat ze dat doen, geven ze de weg tot de zaligheid aan. Die weg wordt geopend door de bediening van het Evangelie, ”de zeer blijde boodschap”. De dienaren die tot het brengen van die blijdschap geroepen worden, zendt God ”goedertierenlijk”.
Eerder deze week had ik het voorrecht een dienaar van het Woord aan zijn tweede gemeente te verbinden. Het was op die blijde avond dat deze zinsnede uit de leerregels werd geciteerd. „Opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze blijde boodschap…” De weg van het Evangelie in deze wereld is dus ingegeven door goddelijke goedertierenheid. De innerlijke bewegingen der barmhartigheid van de Heere laten zich gelden met het oog op de prediking van het Woord en zo op het behoud van zondaren. Deze wonderlijke waarheid brengen me tot enkele gedachten die ik hier alleen maar in het kort kan weergeven.
Niet alleen het Woord van God maar ook de prediking van het Woord van God is van hoge komaf, de deugd van Zijn goedertierenheid. In Zijn eeuwige raad bepaalde de Heere dát Hij zou zalig maken en wíé Hij zou zalig maken, maar ook hóé Hij zou zalig maken, namelijk door Zijn Geest en Woord.
Als het Woord van de Heere ons gegeven is opdat mensen tot het geloof worden gebracht, dan heeft de prediking van dat Woord eeuwigheidsgewicht. Daar worden immers de sleutels van het Koninkrijk der hemelen gehanteerd. Dan gaat het om: buiten of binnen, een gesloten of een geopende deur. Dat vergt een bewogen bediening!
De prediker, door de Heere geroepen en gezonden, is het directe voorwerp van goddelijke goedertierenheid. Die adeldom verplicht! Dan mag er in de bediening geen sprake zijn van zorgeloosheid, lauwheid en slordigheid. De bediening van Gods Woord is de beste inzet waard.
„Wat werkt de prediking der waarheid? Ze maakt een mens tot een arm zondaar en predikt een God, rijk aan genade. Ze vernedert de mens op het diepst en verhoogt de Heere op het hoogst. Ze handhaaft de Wet zoals die geestelijk moet worden verstaan en wijst op Christus de Gekruisigde” (dr. H. F. Kohlbrugge).
Morgen is het zondag.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl