„Anne Frank moet in canon”
Wie wat over Europa in de vorige eeuw wil leren, moet Geert Mak lezen, betoogde emeritus hoogleraar ontwikkelingspsychologie Dolph Kohnstamm woensdagavond in het Historisch Café in Amsterdam. Niks ervan, wierp historicus dr. Martin Bossenbroek tegen. „Mak brengt geen inzicht, hij wekt meewarigheid.”
Kohnstamm en Bossenbroek debatteerden woensdag over historische canons: ”Wat moeten wij lezen?” Op een lijst van geschiedenisboeken die elke Nederlander moet lezen, horen zeker Anne Frank, Simon Schama en Busken Huet - daarover waren ze het eens.
Er ís deze dagen wat met lijstjes boeken over de vaderlandse geschiedenis. De ene na de andere zogenaamde canon van boeken over de Nederlandse geschiedenis duikt ineens op. Hadden journalisten op een regenachtige middag een creatief moment of heeft de Nederlander een flinke duw in de rug nodig om zijn historisch besef wat op te vijzelen? Een vraag die in het Historisch Café rijst.
Verbazend weinig handen gaan aan Prinsengracht 96 omhoog als gevraagd wordt wie Johan Huizinga’s ”Nederland’s beschaving in de zeventiende eeuw” (1941) heeft gelezen - terwijl de ruimte goed vol zit met historici. Jonathan Israels ”The Dutch Republic” (1995) scoort iets beter, maar nog matig. Net als ”Erflaters van onze beschaving” (1938-1940) van Jan en Annie Romein. De drie titels voeren de topvijftien aan van de historische boekencanon die het Historisch Nieuwsblad in januari publiceerde.
Jan Dirk Snel, gespreksleider van de avond en samensteller van deze topvijftien, trekt niet de conclusie dat de historici zelf eerst maar eens moeten gaan lezen voordat ze het lekenpubliek een lijstje voorhouden. In plaats daarvan krijgt hij er zelf van langs, want vooral prof. Kohnstamm kraakt de deugdelijkheid van de historische canons af. Die van Snel komt er bij hem misschien nog het beste van af, maar van de lijst waar Vrij Nederland vorige week mee kwam blijft maar weinig over: zij is op basis van 37 respondenten opgemaakt -„100 is echt het minimum”- en bovendien is het beoogde publiek aan de ondervraagden niet toegelicht.
Beide lijsten wijken bovendien totaal af van de topvijftien van door de Amsterdamse boekhandel Athenaeum bestverkochte boeken over de Nederlandse geschiedenis. Kohnstamm: „Je kunt hooguit concluderen dat je Jonathan Israels boek over de Nederlandse Republiek zo nu en dan moet proberen te lezen, want die komt op alle lijsten voor.”
Kohnstamm heeft sowieso niet zo veel met een canon van historische boeken. „Maak er liever een toplijst van vaderlandse gebeurtenissen of personen van.” Bossenbroek: „Als beroepshistoricus moet je een voorbeeld geven en proberen mensen tot de historische gebeurtenissen te leiden. Daar zijn klassiekerslijstjes handzaam bij. ”Het Land van Rembrandt” (1882-1884) van Cd. Busken Huet zou daar zeker op moeten staan. Dat boek laat je de kunst en cultuur van de zeventiende eeuw ontdekken en hoe die in de negentiende eeuw weer tot leven komen.”
Bossenbroek onthult meteen dat zijn werkgever, de Koninklijke Bibliotheek (KB) in Den Haag, doende is een leeszaal Nederland in te richten, „met gemakkelijke stoelen en schemerlampen - sigaren roken mag jammer genoeg niet.” „Deze zaal heeft precies dezelfde bedoeling als de historische klassiekerslijst: het publiek kennis te laten nemen van de literatuur die er echt toe doet als het gaat over de Nederlandse geschiedenis, taal en cultuur. Alleen wordt dat geen topvijftien, maar worden dat duizenden boeken die je zo uit de kast kunt halen. De KB zit nog met de vraag welke dat moeten worden: kies je Vondel, kies je de jurisprudentie van de afgelopen eeuw?” Kohnstamm beveelt Simon Schama’s boek over de Gouden Eeuw, ”The Embarrassment of Riches” (1987), alvast aan. „Natuurlijk geven historici af op zijn onnauwkeurigheid, maar dit is een geweldig boek om kennis van de Nederlandse geschiedenis op te doen.”
Zwarte bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis zullen in de leeszaal niet ontbreken. Bossenbroek: „Neem de koloniale geschiedenis, dat gaan we niet als een grijs verleden presenteren. Dat is een bont verhaal met aan de ene kant fantastische bedoelingen en aan de andere kant de vreselijkste gruwelen. Dat presenteren we beide, zo plaats je de zwarte bladzijden in een context. De Jodenvervolging is in de Nederlandse geschiedenis absoluut een inktzwarte bladzijde, maar het dagboek van Anne Frank komt natuurlijk in die zaal te staan. Daar kun je niet omheen.”
Kohnstamm: „En dat hoort natuurlijk in de canon van historische klassiekers.”